Studentenleven
Het Clubje: 'Elk jaar poetsen we dit graf'
donderdag 13 september 2018
Van links naar rechts: Leander Kalff, Dieuwke Mink van der Molen, Bob-Jan Kreiken en Eva Ulmann. © Taco van der Eb

Dieuwke Mink van der Molen (22, geneeskunde en preses): ‘Elk jaar maken we hier op begraafplaats Groenesteeg het graf schoon van onze tweede dirigent Adrianus Jacobus Wetrens. Hij was vierentwintig jaar lang, van 1875 tot 1899, de dirigent van Sempre Crescendo. Zijn vrouw Jannetje ligt ook in dit graf, evenals zijn pianodocente, Anna Schulz-Lessig.’

Bob-Jan Kreiken (20, bestuurskunde/rechten en bibliothecaris): ‘Zijn broer N.J. Wetrens was de eerste dirigent van Sempre Crescendo. Hij was zelfs zesentwintig jaar lang in dienst, maar wilde toen op reis naar de Kaap. Op die reis is hij helaas overleden. Het is ons onbekend waar hij is begraven.’

Mink van der Molen: ‘Zijn opvolger Adrianus heeft ontzettend veel gedaan voor Sempre. Want hoewel we toen nog een klein gezelschap waren, heeft hij beroemde musici uit heel Europa naar Leiden gehaald om met de studenten op te treden. Solisten zoals de violist Joseph Joachim en de Russische pianist Rubinstein kwamen van heinde en verre hierheen. Sempre heeft Rubinstein met paard en wagen opgehaald van het station.’

Leander Kalff (19, natuurkunde en quaestor): ‘De vereniging was in die tijd wel wat elitairder.’

Eva Ulmann (19, geneeskunde en ab-actis): ‘Sempre is een van de oudste muziekgezelschappen van Nederland en had toentertijd veel prestige.’

Mink van der Molen: ‘Adrianus had twee heel mooie dirigeerstokjes van zilver met gedetailleerde ingraveringen. Een van die batons ligt in museum De Lakenhal. De andere is in ons bezit, waarmee jaarlijks met ons diesconcert met een zwaai en een spreuk het Sempre-gala wordt geopend.’

Kalff: ‘Het lijkt meer op een toverstokje dan op een dirigeerstok.’

Ulmann: ‘Een normale baton is heel dun, maar deze is behoorlijk dik en uniek.’

Mink van der Molen: ‘We vinden het belangrijk om de mensen die veel voor onze vereniging hebben gedaan te blijven eren. En we willen onze sjaarzen bewust maken van onze geschiedenis. Zij maken ook eens per jaar met ons het graf schoon, en dan zingen we het Gaudiamus, ons verenigingslied.’

Kreiken: ‘Aan de muur van de Salon, de ruimte in Minerva waar we altijd bij kaarslicht borrelen, hangen allerlei relikwieën, zoals ons programmaboekje uit 1832. Er hangen ook portretten van al onze dirigenten en grote cellisten die met ons hebben opgetreden.’

Kalff: ‘Zoals Pablo Casals, Yehudi Menuhin en violiste Janine Jansen.’

Mink van der Molen: ‘Tot 1974 was Minerva een ongemengde vereniging, maar bij Sempre waren vrouwen al eerder welkom. Zij kwamen door de Vrouwensteeg via de zijdeur de sociëteit binnen zodat ze niet gezien werden door de mannelijke studenten van Minerva. Overigens kan iedere Leidse student bij ons lid worden, ook al zijn we een subvereniging van Minerva. Iedereen die van muziek houdt, is welkom bij ons.’

Kreiken: ‘We hebben ook instrumenten die worden gebruikt door internationale studenten. Zij kunnen bijvoorbeeld hun contrabas niet meenemen naar Leiden en kunnen op deze manier toch muziek blijven maken.’

Ulmann: ‘Sempre treedt minstens twee keer per jaar op in Leiden. Ons koor en orkest doen dat vaak samen, maar we hebben ook een klein vrouwenkoor, het Madrigaalkoor, dat apart optreedt.’

Mink van der Molen: ‘Ons eerstvolgende concert is op 30 september in de Stadsgehoorzaal. Het wordt een afwisselend programma voor alle Leidenaren.’

Door Sebastiaan van Loosbroek