Columns & opinie
Column: Mee het moeras in
donderdag 13 september 2018

Afgelopen zomer was de eerste zomer die ik doorbracht als echte wetenschapper. Niet op vakantie, maar al schrijvende. Aan een onderzoeksvoorstel voor de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). Een echt voorstel, met een budget van bijna twee miljoen euro. Spannend, leuk, enorm chaotisch, en illustratief hoe dysfunctioneel onderzoeksfinanciering in Nederland is geworden.

Het waarom van het dysfunctionele is helder. De politiek bezuinigt regelmatig op onderzoeksgeld. Maar omdat je daarmee geen stemmen trekt, komt men met het verhaal dat wetenschappers in Nederland niet efficiënt werken, of zelfs zinloos onderzoek doen. Vervolgens wordt NWO ingevlogen om onze onderzoeksvoorstellen te beoordelen. Alleen de beste voorstellen (volgens NWO) krijgen geld. Dat de totale pot minder is dan toen universiteiten zelfstandig budget mochten verdelen doet er niet toe, want nu is alles op magische wijze efficiënter.

Dat er zelfs onvoldoende budget is om alle maximaal scorende voorstellen te financieren illustreert de leegte van het efficiencyargument.

Gevolg: de slagingskans voor een NWO-voorstel is 5 tot 10 procent. Een wetenschapper moet gemiddeld 10 tot 20 voorstellen schrijven voordat het onderzoek wordt gefinancierd. Dit is een gigantische verspilling van tijd.

Afgelopen zomer zijn ze nog een stapje verder gegaan. Ergens is iemand het bezuinigingsgoedpraatverhaaltje zodanig gaan geloven dat besloten werd een tandje bij te zetten, via de Nationale Wetenschapsagenda (NWA): ‘De basis van de NWA werd gelegd door vragen van Nederlandse burgers aan de wetenschap’, aldus de NWO-site. ‘De ruim 11.000 ontvangen aanvragen zijn teruggebracht tot 140 clustervragen, waar 25 routes doorheen zijn getrokken.’

Haha, dacht NWO. Als we de NWA een beoordelingscriterium maken, dan moeten wetenschappers wel relevant en valoriseerbaar onderzoek doen.

Maar wacht, er is meer!

Je krijgt alleen geld van NWO-NWA als je in een consortium zit. Aan de ene kant moet 20 procent van het budget naar een non-universitaire kennisinstelling gaan, en aan de andere kant moet 10 procent van het budget worden bijgedragen door non-universitaire niet-kennisinstellingen. Dat eerste om de rest een kans te geven (bij ons de Haagse Hogeschool en het Centraal Bureau voor de Statistiek). Dat laatste om te garanderen dat iemand buiten de universiteit daadwerkelijk geïnteresseerd is in de resultaten.

En om eerlijk te zijn, het is een goed idee. Ik vind ons voorstel oprecht interessant en relevant, en we hadden het ook wel zonder die NWA gedaan. Maar ik had nooit de moeite genomen ons voorstel zodanig rond te shoppen dat we uiteindelijk elf partners overtuigden extra financiering bij te leggen. Uit het bedrijfsleven, maar ook vijf gemeentes, Planbureau voor de Leefomgeving, en de Rotterdamse haven. De kans dat ons onderzoek daadwerkelijk ergens landt, is nu echt veel groter, en dat is leuk.

We hebben het voorstel gisteren ingediend. De respons van Royal HaskoningDHV: ‘Ben benieuwd naar de slagingskans van het voorstel in deze competitieve call. (…) Succes!’

En dat zette me aan het denken: onze elf maatschappelijke partners hebben meegedaan aan een workshop, doorlopend commentaar geleverd, en tot op hoog niveau ellenlange interne discussies gevoerd of ze nou wel of niet voor cofinanciering gingen tekenen. Maar de NWO-NWA heeft een budget van slechts 52 miljoen, waarmee je vermoedelijk nog geen 10% van de voorstellen kan honoreren. Grote kans dat al hun werk voor niets is geweest.

Dat beeld van hordes wetenschappers die bergen nutteloze voorstellen schrijven geldt dus zeker ook voor NWO-NWA. Maar nu worden alle hoeken van de maatschappij ook nog eens het moeras in meegesleurd.

In plaats van dat wij wetenschappers ideeën uit de maatschappij absorberen dringt de wetenschap het absurde NWO-systeem op aan de maatschappij. Ergens snap ik wel hoe het zo ver is gekomen. Maar het blijft mij verbazen dat het systeem rond al deze intelligente mensen zo dom is.

Benjamin Sprecher is universitair docent bij het Centrum voor Milieuwetenschappen in Leiden