Studentenleven
Column: Kinderdisco
donderdag 13 september 2018

Na zes jaar studeren, drie studies verder en de eerste terugtrekkende bewegingen van mijn haargrens, vond ik het wel eens tijd worden om een studentenvereniging van binnen te bekijken. In al die jaren aan de universiteit heb ik altijd met twee benen in de grotemensenwereld gestaan, buiten de sociëteiten. Voor het uitgaan was er Amsterdam, voor discussies over letterkunde, politiek en liefde waren er de kamers van mijn vrienden.

De verenigingen had ik altijd gemeden als de pest. Verenigingen ondermijnen elke individualiteit, was mijn stellige overtuiging, dus lid worden een daad van masochisme. De afgelopen tijd ontmoette ik echter mensen die bij een vereniging zitten en toch niet saai zijn, zelfs leuk genoemd kunnen worden. Er ontstond een verlangen in mij om die verborgen wereld te betreden, om het studentenleven te leven zoals het eigenlijk hoort.

Met de El Cid voor de deur rook ik mijn kans en kocht een passe-partout die vrije toegang verschaft tot alle verenigingen gedurende die week. Ik deed het voor de antropologie, voor de ervaring en omdat ik Famke Louise een keer in het echt wilde zien, omdat ik benieuwd was of zij echt bestaat.

Het was mijn voornemen om participerend te observeren dus toen er een eerstejaars student, een jongetje nog, in mijn kamer verscheen met een fles Apfelkorn voor het indrinken, weigerde ik niet. Deze ondraaglijk zoete appellikeur kon de stemming niet bederven. Ik voelde mij opgenomen in een groter verbond en vol goede zin gingen wij de stad in.

Maar langzamerhand werd ik een afstand gewaar tussen mij en mijn omgeving. Waar iedereen om mij heen elkaar wijs probeerde te maken dat zij de tijd van hun leven hadden, werd ik bevangen door een besef van de absurditeit van dit schijnspektakel. Wie hield wie hier voor de gek?

Het verenigingsleven kan de buitenstaander om verschillende redenen als aantrekkelijk toeschijnen. Wie er de laatste plek hoopt te vinden waar de negentiende eeuw in het geheim voortleeft, in rookkamers en balzalen, komt bedrogen uit. Zelfs bij de oudste vereniging van de stad klonk geen wals, ter plaatse door een orkestje opgevoerd; in plaats daarvan galmde Marco Borsato door de ruimte.

Wie een nachtleven hoopt te ontdekken dat, verscholen achter grote, gesloten deuren, zo wild en levendig is dat het het daglicht niet verdragen kan, kan evenzeer beter in zijn verbeelding blijven. Een net kostuum aantrekken om vervolgens los te gaan op hoempa- en reclamegeluiden. Frikandellen eten, bier drinken en nergens een spoor van ironie. Het was alsof ik terug was in de kinderdisco.

Omdat de ware antropoloog zich niet door een beetje tegenslag uit het veld laat slaan, sloten wij de avond af in snackbar Downtown, het oecumenisch centrum waar de verschillende verenigingen elkaar ontmoeten. Ik probeerde mee te doen en te kotsen in mijn bakje kapsalon, maar er kwam niets. Het wordt tijd om af te studeren.

Tim Hoffman is student geneeskunde