Wetenschap
Eindelijk eerlijk toerisme
Ecotoerisme in zijn huidige vorm faalt, vindt hoogleraar Jan Slikkerveer. Hij wil in Indonesië studenten opleiden die meer oog hebben voor de lokale belangen en cultuur.
donderdag 6 september 2018

Het cliché over toerisme stelt dat het een soort vuur is: ‘It can cook your dinner, or burn your house down.’ Het is ook de waarheid: je hoeft niet heel veel te reizen om op plekken te komen waar de toerbussen en chartervluchten als sprinkhanen zijn neergedaald, en waar de laatste sprankjes authenticiteit met stutten overeind worden gehouden om meer bier, nutella en plastic troep te verkopen.

‘Je zit in een hotel, en ineens komt er zo’n grote bus vol schreeuwlelijken aan. Een heleboel stof waait op, de gasten vliegen overal heen zonder echt iets te zien, een piepklein groepje slimmerikken strijkt stapels dollars op, en de lokale bevolking blijft met lege handen achter’, vat prof. dr. Jan Slikkerveer het samen.

Tegenover het massatoerisme staat ecotoerisme. Duurzamer, kleinschaliger, gezonder voor de deelnemers, en beter voor de bedreigde planten en dieren op deze planeet. Een arme visser kan haaienvinnen verkopen aan de Chinezen voor een paar honderd dollar per stuk, maar als er duiktoeristen komen die hem betalen voor een lift in zijn bootje, kan hij diezelfde haaien duizenden keren opnieuw verkopen zonder ze te doden.

Parkeerplaatsen

Toch blijkt dat ecotoerisme in de praktijk vaak niet alle problemen aankan, vindt Slikkerveer. ‘In Indonesië faalt het bijvoorbeeld. Dat komt omdat het zich alleen richt op de bescherming van biodiversiteit. En zelfs dat lukt amper, als je ziet hoeveel oerwoud er verdwijnt voor hotels. resorts, zwembaden en parkeerplaatsen.’

Slikkerveer is de directeur van het Leiden Ethnosystems and Development Programme  (LEAD), een onderdeel van de bètafaculteit dat zich bezighoudt met ontwikkelingshulp. Hij is aangesteld als hoogleraar ‘Ethnobotanische kennissystemen’: van huis uit doet hij onderzoek naar de kennis die lokale bevolkingen hebben over geneeskrachtige kruiden. In Kenia adviseerde hij over het combineren van traditionele en moderne landbouwmethoden, nadat bleek dat de puur westerse aanpak van de Groene Revolutie steeds lagere opbrengsten opleverde, terwijl het milieu het moest ontgelden.

Veel van die inzichten over plaatselijke gewoontes en hoe je die moet onderzoeken kun je echter ook toepassen zonder dat er een plant in de buurt is: hij rondde recent een onderwijsproject af over microkrediet in Indonesië. ‘Veel mensen blijken liever naar de lokale loan shark te gaan dan naar de bank. Die vraagt wel een hogere rente, maar is ook onderdeel van de gemeenschap, en weet hoe het daar gaat. Dus als je een keer niet kan betalen, kan het ook ietsje later, zonder dat je meteen je huis kwijt bent.’

Sprokkelen

De volgende stap is integrated ecotourism management: ecotoerisme waarbij het niet alleen draait om het ontzien van soorten en ecosystemen, maar ook om wat de plaatselijke bevolking daarvan afweet en ermee doet. ‘Als je een hek om het oerwoud zet, maar geen rekening houdt met locals die daar hout moeten sprokkelen om eten voor hun kinderen te koken, werkt je ecotoerisme niet.

Je sluit ook niet aan bij al het moois dat de mensen te bieden hebben. Je wilt niet alleen ecotoerisme, maar ook ethnotoerisme, en cultureel toerisme dat op de lokale gemeenschap is gebaseerd. Het zijn hun natuurlijke bronnen, en de besluiten erover moeten volgens hun besluitmechanismen worden genomen.’

Om dat mogelijk te maken, heeft hij recent een Erasmus-Plus-subsidie van meer dan negen ton gekregen (niet te verwarren met de gelijknamige beurs voor uitwisselingsstudenten). Samen met universiteiten in Griekenland en Indonesië gaat hij een masterprogramma in dat integrated ecotourism management opzetten. Een studie voor de managers die zulk ecotoerisme-plus kunnen invoeren. Slikkerveer: ‘Als we dit kunnen bewerkstelligen, hebben we eindelijk een combinatie gevonden waarin de natuurlijke hulpbronnen beschermd worden, en de lokale economie profiteert. Dat lukt nu maar niet. Ik zie dit project echt als het begin van een doorbraak in de pogingen om de gefragmenteerde toerisme-sector van Indonesië te verduurzamen.’

Stunters

Er is echter een probleem. Zulk ethno-eco-enzovoort-toerisme is waarschijnlijk wel mogelijk, maar het is niet mogelijk voor de witteslagerprijzen waarmee vakantiestunters adverteren.

Slikkerveer: ‘Het toerisme in Indonesië moet ook beter gereguleerd worden. En waarom ook niet? Als je daar wil werken, moet je ook een vergunning hebben. De toerist komt weliswaar geld brengen, maar hij haalt dingen weg waarvan de waarde niet in geld uit te drukken valt. Het toerisme wordt nu geüsurpeerd door een kleine groep profiteurs, die geen ruimte laat voor de plaatselijke bevolking. Indonesië ontvangt meer dan twintig miljoen toeristen per jaar: ze zien daar zelf ook dat het zo niet langer door kan gaan. “Het water staat ons aan de lippen”, zeggen ze. Misschien dat we hier in het Westen ook meer kunnen doen.’ Toerisme-les op de basisschool? ‘Dat gaat wat ver, maar wat meer begrip en respect voor andere culturen zou zeker helpen.’