Wetenschap
Aanval op betaalmuren
Twaalf Europese subsidieverstrekkers hebben gezamenlijke maatregelen afgesproken om wetenschappelijke artikelen openbaar te krijgen.
Bart Braun
donderdag 6 september 2018

Open access?

Voor wie de discussie tot nu toe gemist heeft: het wringt een beetje tussen universitaire wetenschappers en de uitgevers van de bladen waarin die hun bevindingen publiceren. Die vragen vaak hoge abonnementsgelden aan universiteiten. Wie geen abonnement heeft, loopt tegen een hoge betaalmuur aan.

Nou en?

Die wetenschappers doen het onderzoek en de peer review, en doen dat vrijwel altijd van belastinggeld. Ook de universiteitsbibliotheken worden grotendeels van publiek geld bekostigd. Journalisten, bedrijven, patiënten, burgers en organisaties kunnen nu niet of moeilijk bij wetenschappelijke kennis. De leveranciers van niet-wetenschappelijke kennis staan maar al te graag klaar om dat gebrek op te vullen met hun onzin.

Waarom werken wetenschappers daar dan aan mee?

Je werd als wetenschapper nooit afgerekend op de openbaarheid van je werk. De tofheid van de bladen waar je in staat, weegt wél zwaar mee bij beurstoewijzingen en aanstellingen. En de tofste bladen zijn niet openbaar.

Wat gaat er nu veranderen?

Die twaalf geldschieters, waaronder het Nederlandse NWO en de European Research Council, vinden dat ’t afgelopen moet zijn. In 2016 besloten ze dat vanaf 2020 alles dat je met hun geld hebt ontdekt, Open Access terug te vinden moet zijn. Deze week maakten ze bekend hoe ze dat willen bereiken.

Dat eist NWO toch al sinds 2015?

Nederland was een van de voortrekkers in de beweging naar open wetenschap, inderdaad. Dit eisenpakket, met de opvallend onheilspellende naam ‘Plan S’, gaat op sommige punten verder. Publicaties moeten zonder vertraging openbaar worden, en ook wil de coalitie af van het zogeheten Double Dipping.

Ieuw.

Het heet ook wel ‘hybride publiceren’. Dat is de praktijk waarbij je een niet-open vakblad extra betaalt om jouw artikel betaalmuurvrij te maken. Zo kon je NWO-geld krijgen en toch in, pak hem beet, The Lancet of Nature publiceren.

Wacht eens even. Wetenschappers moesten in de tofste bladen staan, toch?

Er gaat een nieuw Europees model komen om wetenschappelijke statuur te beoordelen, waarin meer gelet wordt op wat je publiceert dan waar je publiceert, is de belofte. Dat is zo eenvoudig niet; daarom was nou net iedereen aan het kijken naar de bladen. Nog een jaartje wachten, dan moet er iets liggen.

En de professor van dat Amerikaanse Ivy League-lab waar je wilt solliciteren, krijgt die ook een kopietje van dat model?

Nee. Maar als hij of zij alleen maar kijkt naar de citatiescores van de bladen waar je in staat, in plaats van naar wie je bent en wat je meebrengt, is ’t misschien toch niet zo’n enorme topper.

Wat betekent dit voor de niet-open bladen als Nature en Science?

Voor de topbladen niet zoveel: kopij genoeg, en de Europese wetenschap levert maar een klein gedeelte ervan. Bij de minder prominente, of meer gespecialiseerde titels zullen er wel klappen vallen.

Open Access publiceren kost geld. Als universiteiten hun pot ‘abonnementsgeld’ ombouwen naar een pot ‘publicatiekosten’, zijn ze dan goedkoper uit?

De elf ondertekenaars verwachten van wel. Of dat ook echt zo is, zal moeten blijken. Een uitgever ziet zijn inkomsten opdrogen als alles Open Access gaat, en zal dus zijn publicatiekosten verhogen. ‘Plan S’ spreekt wel van een maximumprijs, maar hoe hoog die gaat worden is nog onduidelijk.