Columns & opinie
Column: De ivoren toren
donderdag 7 juni 2018

Van jongs af ben ik gefascineerd door verhalen over levenskeuzes: Herakles op de tweesprong, de rijke jongeling uit de synoptische evangeliën, de worstelingen van Tannhäuser. Volgens Ignatius van Loyola leidt, na open inventarisatie van de alternatieven en analytische afweging van alle voor- en nadelen, louter de gewaarwording van inwendige vrede (‘troost’) naar de juiste beslissing. Dat men het beste het gezuiverde diepste roersel vertrouwt, blijft een licht in elk moeras.

De mogelijkheden in ieders biografie ontstaan uit een combinatie van gunst, toeval en inspanning. Maar die ene kans zien en beetpakken, zodra ze zich dankzij een verre geluksster voordoet, vergt onderscheiding, uitverkiezing, vastberadenheid. Wetenschappers hebben allerlei opties om hun leven in te richten. Invloed en bevestiging moeten een geringere rol spelen dan het streven om op een begrensd maar bodemloos gebied een verschil te maken en anderen helpen dat ook te doen, al blijkt pas veel later of dat gelukt is.

De vruchtbare concretisering daarvan behoeft een realistisch zelfbeeld. Mij put het contact met mensen – vooral pratende – snel uit, terwijl het nooit zo’n probleem was om me wat uurtjes achter elkaar te concentreren; smalltalk vind ik zwoegen, multitasken overspel. Mijn weloverwogen keuze viel op de ivoren toren, een toepasselijk beeld uit het Hooglied (7:5) voor de hals van de ware geliefde (immers, je vak gaat er niet vandoor met een sportschoolclown met fout gespelde tatoeages).

Dat betekent alles op één kaart zetten – de tijd maximaal investeren in werk en behoud van spankracht door nietsdoen, de middelen in een omvangrijke bibliotheek, bezuinigen op sociale contacten, afleiding vermijden, onzindruk minimaliseren – en daardoor tot slot net iets verder komen. Pech, afgunst en onbegrip zijn gevaren, maar niemand die met volle inzet een echt talent ontwikkelt, hoe beperkt ook, verdoet zijn leven.

De ivoren toren bevordert de twee centrale eigenschappen van goede wetenschap: reikwijdte, dus duurzame verbindingen scheppen tussen ideeën van betekenis, en diepte, dat wil zeggen doordringen tot de fundamentele, moeilijk te begrijpen principes van een vakgebied (alle kennis is gelaagd).

Beide veronderstellen bewuste, heldere afbakening en jarenlange trouw. Onderzoek naar grondslagen geeft daarvoor niet alleen blijvende voldoening, het leert vooral wetenschappelijk denken van hoog niveau. Succesvolle toepassing veronderstelt inzicht in hoe iets zit; universitair onderwijs dat niet gevoed wordt door onderzoek, kan studenten weinig bieden; dienst aan de publieke zaak eist objectiverende afstand van de samenleving. Wie het bestaansrecht van de ivoren toren ontkent, omdat die onvoldoende zou bijdragen aan sociale rechtvaardigheid of economische welvaart, moet fairtradesjaaltjes voor de universiteitswinkel breien.

Zelfs de meest nutteloze bijdrage die vanwege een gouden greep een wezenlijk inzicht oplevert, is bijzonder, want de ambitie om iets blijvends achter te laten is de nobelste. Samen met het verlangen de waarheid te vinden en de fierheid om een academische traditie voort te zetten is zij het sterkste motief om wetenschap te bedrijven.

Kennisoverdracht en praktisch gebruik zijn op fundamenteel onderzoek gestoeld; edities, grammatica’s en woordenboeken, waarmee historici, filosofen en letterkundigen maatschappelijk relevante bronnen kunnen ontginnen, zijn geschreven door graalridders die zich geheel wijden aan een taal als doel op zichzelf. Je ne regrette rien!

Het cruciale belang van kiezen begint vroeg, hier ligt namelijk de meest betrouwbare aanwijzing van iemands potentie. Natuurlijk reik ik desgevraagd onderwerpen aan voor werkstukken, scripties en proefschriften, maar begaafde studenten hebben alvast een specifiek idee van een thema dat nader onderzoek verdient. Zo’n idee berust op een esthetische gevoeligheid, op wetenschappelijke smaak, die in de goede richting wijst nog voordat duidelijk is waar het schip strandt. Wie zelfstandig een vraagstuk met voldoende perspectief weet te bepalen, vindt later de weg wel.

Grootmeesters hoeven er niet over te tobben hoe ze origineel kunnen overkomen; als men het conform het heersende supersterprotagonisme forceert, wordt het banaal, niet vernieuwend, want hersenen zijn geen melkkoeien. Met het afschaffen van vrije eerstegeldstroompromovendi verdwijnt de doordachte keuze (dat is iets volkomen anders dan een studie individualiseren door arbitrair colleges zonder voldoende samenhang te shoppen) als basale kwaliteitsindicator – en gaat het gepamper door.

Holger Gzella is hoogleraar Hebreeuwse en Aramese

taal- en letterkunde