Columns & opinie
Brief: Hete munten gooien
donderdag 7 juni 2018

In ben in 1953 natuurkunde gaan studeren en heb nimmer iets gemerkt van munten gooiende studenten (‘Gooiden studenten echt hete munten naar ’t plebs?’,

Mare 29, 31 mei). Mijn grootmoeder heeft er wel verslag van gedaan. Zij is in 1865 geboren net buiten de toenmalige stad Leiden, omdat het gebied voorbij de Koepoortsbrug (over de Witte-/Zoeterwoudse Singel) nog tot 1896 bij het dorp Zoeterwoude hoorde, en zij heeft als kind dat strooien met hete centen, door de Heeren, inderdaad meegemaakt en er ook van geprofiteerd.

Omdat ze pas in 1955, 90 jaar oud, overleed en ik toen 19 was, heeft ze mij haar verhaal in geuren en kleuren kunnen vertellen, zodat ik het u nu kan doorgeven als een ‘postuum ooggetuigenverslag’. Uit een raam op de Vischmarkt werd met hete centen gegooid door de Heeren; het zal ±1875 zijn geweest. Dat is zelfs een heel aannemelijk jaar, omdat er ‘ter viering van de 300sten verjaardag van de Leidsche Hoogeschool o.a. een Maskerada werd gehouden door de leden van het Leidsche Studenten-Corps’. Er was dus feest.

Maar mijn grootmoeder wist als kind al dat die centen heet waren gemaakt. Dus zij bukte niet om ze op te rapen, maar zette er vlug haar schoen op en raapte de cent pas na enige tijd op. Zij vertelde het me met nog altijd ingehouden plezier in haar stem, hoe zij die knapen daarboven te slim af was. Maar ja, zij behoorde ook niet bij het plebs, bedenk ik me nu; haar vader was Meester Zadelmaker.

Dirk Brandt