Columns & opinie
Geen Commentaar: Mbo?ers zijn wel/geen studenten
donderdag 17 mei 2018

Mbo’ers zijn geen studenten, wat goedbedoelende ministers of vakbonden daar verder ook over roepen. Dat is geen kwestie van elitarisme: zoals vrijwel alle ‘hoogopgeleiden’ ben ook ik reddeloos verloren zonder de hulp van mensen die wel echt wat kunnen.

Het gaat ook niet om het verdedigen van privilege: van mij mogen mbo’ers bij alle verenigingen, introductieweken en horeca naar binnen, dezelfde kortingen die studenten krijgen, en – mits hun school meebetaalt – gezellig met de hbo’ers en wo’ers sporten op het USC. Er valt op dit punt nog best wel wat te winnen, bleek toen Mare onlangs ging stappen met wat ROC-leerlingen.

Waar we ons echter voor moeten hoeden, is de oprukkende krampachtigheid, waarin de woorden voor nare dingen ineens vervangen moeten worden, alsof het nare dan minder naar is. Mensen met het syndroom van Down zijn wél pa­tiënten, een slaaf is geen ‘tot slaaf gemaakte’, metastaserende celwoekering wordt niet ineens draaglijk als je geen kanker meer mag zeggen. En studeren doe je aan de universiteit. Vooruit, hogescholieren mogen ook.

Een ingenieur is niet beter dan een stratenmaker, een arts is niet meer waard dan een verpleegkundige. Het zijn wél verschillende woorden, voor verschillende dingen. Maar als je de goedbedoelende anti-talers hun gang laat gaan, wordt je taal steeds minder bruikbaar.

Het nare dingetje hier is namelijk niet de betekenis van het woord ‘student’, het nare is dat wij, als samenleving, vaak een beetje neerkijken op mbo’ers. Maar ja, dáár wat aan doen is moeilijk, en je eigen taal verpesten niet.

Bart Braun

'Hoogere wetenschap'

De makkelijkste manier om een discussie dood te slaan, is de Van Dale uit de kast te pakken. Ja, daarin staat nu dat studenten hbo óf universitair onderwijs volgen. Honderd jaar geleden noemde het woordenboek studenten nog ‘leerling eener universiteit’ of zelfs ‘iem. die zich aan de hoogere wetenschap wijdt’. Het woord ‘student’ is dus al aan aardig wat inflatie onderhevig geweest. Dat gebeurt wel vaker. Een herfststormpje is nu ook al snel ‘noodweer’.

Van Dale houdt zich dan ook elegant afzijdig: ‘Een woordenboekmaker heeft over zulke ontwikkelingen geen mening, maar registreert slechts het (veranderende) taalgebruik.’

Dat mbo’ers nu graag wettelijk als student, in plaats van scholier of die geforceerde term ‘deelnemer’, gezien willen worden, heeft niets te maken met het verpesten van taal. Want op veel punten zíjn mbo’ers ook student. In ieder geval student genoeg om een studenten-ov en studiefinanciering te krijgen. En om in overheidscommunicatie ‘student’ te worden genoemd.

Maar omdat ze het toch niet écht zijn, krijgen ze geen toegang tot studentenclubs, geen studentenkorting in het museum, en geen lidmaatschap bij studentenverenigingen.

Oftewel: als ‘student’ krijgen ze toegang tot het studentenleven, waar hun hoger opgeleide leeftijdsgenoten nu zonder problemen deel aan kunnen nemen. Hbo’ers en wo’er zullen hier geen grammetje minder hoogopgeleid van worden.

Maar, mbo’ers, roep niet te hard om gelijktrekking: het leenstelsel, waardoor veel studenten zich nu diep in de schulden moeten steken, dáár zijn jullie nu nog aan ontsnapt.

Weet waar je aan begint. 

Anoushka Kloosterman