Studentenleven
Dealers vs. hunters
donderdag 17 mei 2018
© Taco van der Eb

Criminologiestudenten probeerden onder de radar van de politie te blijven in het spel Hunted, naar het gelijknamige televisieprogramma. Mare ging mee met een groepje verdachten én de hunters.

Door Anoushka Kloosterman en Sebastiaan van Loosbroek ‘Allemaal je telefoon uit’, zegt Myrthe Hagemans (20) gehaast, terwijl haar vriend met een grote sporttas klaarstaat om alle elektronische apparatuur in op te bergen. Haar groepsgenootjes Jeroen Zwemmer (21) en Milou Dekker (20) volgen haar bevel op, terwijl Hagemans een prepaid telefoon tevoorschijn haalt. ‘Er staat vijf euro beltegoed op, dat moet genoeg zijn.’ Snel trekt ze een andere broek aan, Zwemmer trekt een blonde pruik over zijn hoofd en Dekker doet haar haar in een staart. Zodra alle elektronische apparatuur in de tas is verdwenen, beent Hagemans’ vriend in rap tempo weg.

Zo verlaten de drie criminologiestudenten het politiebureau aan de Langegracht. Met dertig studenten, in tien groepjes, krijgen ze een half uur de tijd om zich uit de voeten te maken. Daarna zal de politie de jacht op hen openen.

Op de parkeerplaats van het politiebureau worden tien medestudenten intussen getraind: ze moeten leren hoe ze hun studiegenoten straks in de boeien slaan. In een open achterbak liggen handboeien, holsters met knalgele neppistolen en pepperspraybusjes gevuld met water. ‘Benader verdachten altijd van achteren’, zegt trainer Roel Veenstra. En ook: boei ze met gekruiste handen achter de rug. ‘Want als ze lenig zijn, kunnen ze over hun armen heenstappen.’

De tien studenten zijn, samen met tien agenten, de hunters. Ze moeten de andere studenten, die zich in groepjes van drie binnen de Singels verspreiden, opsporen. Het evenement van criminologie-studievereniging CoDe is geïnspireerd op het televisieprogramma Hunted, waarin deelnemers wegvluchten voor een opsporingsteam. ‘Alleen in plaats van het team van AVROTROS, waarvan misschien één persoon bij de politie heeft gezeten, doen wij het met échte agenten’, zegt Tom Molenaar. Hij en de andere dienders zijn oud-criminologiestudenten uit Leiden, die in hun vrije uren aan het evenement meedoen.

In de controlekamer zijn camerabeelden te zien van de Steenstraat, bij het Centraal Station. ‘Ze hebben tien opdrachten op verschillende plekken in de stad’, zegt Molenaar. ‘Het zou mooi zijn als we in het verhoor die locaties los kunnen krijgen.’

Van vier groepjes heeft de politie al een locatie – via foto’s die onderling via WhatsApp zijn gedeeld. ‘We moeten het goed faseren’, zegt Molenaar. ‘Zodat we niet vier groepen in een kwartier ophalen.’ Een deel blijft achter in de controlekamer en probeert de verdachten met camerabeelden van het stationsgebied, locaties en sociale media te vinden. De rest gaat, samen met politie in burgerkleding, de straat op. Via portofoons geeft de controlekamer locaties door, maar verder is het een kwestie van lopen, en observeren. Snel lopen heeft niet altijd zin, zegt een van hen. ‘Je kan beter observeren als je niet te snel gaat. Dan vallen vreemde bewegingen van anderen juist meer op.’

Inmiddels hebben de voortvluchtige studenten in een meegegeven envelop gelezen in welke ellende ze zijn beland. Ze zijn onderdeel van een drugskartel, waarvan de eindbaas is aangehouden. Hij heeft alle verdachten verraden, waardoor de politie naar hen op zoek is. Maar het straatwerk moet doorgaan.

De eerste opdracht: ‘Ga naar het diepste gebouw in Leiden en zoek op de onderste verdieping bij het schilderij naar drugs.’ De drie weten meteen waar ze moeten zijn: de parkeergarage Lammermarkt. Ze spoeden zich erheen, stuiven de trappen af - in de lift zitten camera’s - en rennen op de onderste verdieping naar een schilderij aan de wand.

‘Hier ligt iets’, zegt Hagemans. De drugs, in de vorm van paracetamol, moeten ze aan iemand op straat proberen te verkopen. Terwijl Dekker liever met de lift terug naar boven gaat, besluiten de anderen dat het veiliger is om toch weer de trap te nemen. Buiten adem staan ze even later weer in de zon, waarna ze een vrouw op een bankje aansporen om de drugs voor een symbolisch bedrag te kopen. ‘Ik koop geen drugs en ook geen paracetamol’, beslist ze resoluut. Meer succes hebben ze bij de volgende voorbijganger, die het zakje voor vijf cent koopt. ‘Word ik nu ook gezocht door de politie?’ vraagt ze quasi-bezorgd.

Terwijl Hagemans met haar prepaid telefoon een sms’je stuurt naar de spelleiding - ‘We zijn van de drugs af’- valt het Dekker op hoeveel camera’s er in de stad hangen. Niet snel daarna komt er een sms’je binnen: ‘Kraak de volgende code: ELQQHQSODDWVTXLQWXV.’ Na een hoop gepuzzel komt er iets leesbaars uit: ‘Binnenplaats Quintus.’

Daar aangekomen krijgen ze via een sms te horen dat ze naar een plek moeten waar ‘mensen uit het hele land samenkomen en waar je onder andere condooms kunt kopen’. Daar ligt een pakketje klaar. ‘Trekpleister!’ roept Hagemans terwijl ze zich schuilhouden bij de ingang van Hifi.

Eén probleem: die winkel zit praktisch naast het politiebureau. ‘Laten we bij een studentenhuis aanbellen en hen vragen voor ons dat pakketje op te halen’, bedenkt Zwemmer. Aangekomen bij de Janvossensteeg doet niemand de deur open. Schichtig zoeken ze naar mensen op straat die hen kunnen helpen. Plotseling staan de drie oog in oog met een groepje hunters in burgerkleding. Ze sprinten via de Vollersgracht naar de Grevenstraat, tussen geparkeerde auto’s door, maar de hunters zijn sneller: ‘Jullie zijn aangehouden.’

Verderop, op de Haarlemmerstraat, is ook een ander groepje gepakt. Het is even wachten op het politiebusje – ‘de deur ging niet open’ – maar uiteindelijk worden Anne de Bruin (19), Lieke Brugman (19) en Pablo Böcker (22) achterin de wagen gezet.

Het gaat snel: zodra Böcker en zijn teamgenoten bij het bureau zijn afgezet, wordt het busje opgeroepen om twee groepjes op te halen bij de begraafplaats Groenesteeg. Na twee uur zijn al zes groepjes opgepakt. De meesten zijn weer vrij: die hebben bij het verhoor beloofd om voor de politie te werken als infiltrant. Het gaat zo snel, dat de politie besluit pauze te houden.

En dan was er vooraf ook nog een speciaal team aangekondigd dat de telefoons van de verdachten zou hacken en nieuwe technologie, zoals gezichtsherkenning, zou gebruiken. Waar blijven die eigenlijk? ‘Oh, dat was wat bangmakerij’, zegt Molenaar.

Hagemans, Dekker en Zwemmer worden na hun arrestatie op het politiebureau gefouilleerd en in een cel verhoord. ‘Ik vind jullie bar slecht’, sneert politieagent Sabine Gaspersz. ‘Jullie zijn nog geen twee uur de straat op geweest. Wat hebben jullie gedaan?’

‘We hebben gewoon rondgelopen, het was lekker weer’, antwoordt Dekker.

‘Waar zijn jullie geweest?’

‘Binnen de singels’, zegt Hagemans.

‘Wat een retebijdehand antwoord zeg!’ roept Gaspersz. Ze kijkt hen een voor een streng aan. ‘Jullie kunnen kiezen. Of jullie vertellen me de harde waarheid en gaan als infiltrant de straat op, of jullie blijven in de cel.’

Na tien minuten zwichten de meiden. Zwemmer, die zich op zijn zwijgrecht beriep, wordt uiteindelijk ook over de streep getrokken. Eenmaal buiten verklapt Hagemans: ‘We zeggen wel dat we gaan infiltreren, maar dat doen we natuurlijk niet. We gaan onze medestudenten juist hélpen.’