Cultuur
De onmogelijke recensie
Hoe is het om de roman van je geliefde te recenseren? Mare vroeg universitair docent Bram Ieven om Concept M, de debuutroman van Aafke Romeijn, te bespreken. ‘Alles aan mijn vermeende kritische vermogen duizelt.’
donderdag 17 mei 2018
© Marc Deurloo

Ik schrijf niet graag over mezelf.

Meer zelfs, schrijven is voor mij een manier om te ontsnappen aan mezelf. Door als criticus of academicus te schrijven over wat me boeit, schrijf ik niet alleen over iets anders dan mezelf - iets dat buiten mij ligt en waarmee ik voorbij mezelf kan geraken, zoals een roman, een dichtbundel of een kunstwerk - maar kan ik ook aan mezelf voorbijgaan. Mezelf even vergeten.

Althans dat dacht ik.

Tot ik enkele weken geleden door Mare werd benaderd om de onmogelijke recensie te schrijven. Dat was echt de titel van de e-mail: de onmogelijke recensie? Mét vraagteken.

Wat is dat, een onmogelijke recensie? Wanneer wordt een recensie onmogelijk? Dat zit zo. Een tijdje terug bracht mijn echtgenoot een roman uit, Concept M. Een roman die zichzelf als ‘politieke science fiction’ afficheert, die zich afspeelt in een Nederland dat lijkt op het onze maar waarin een erfelijke auto-immuunziekte tot het nationaliseren van de gezondheidszorg heeft geleid en iedere vorm van democratische politiek duurzaam heeft ontwricht.

Het hoofdpersonage, de zesentwintigjarige Hava Gerritsen, lijdt zelf ook aan die ziekte. We volgen haar tijdens een laatste autorit van Utrecht naar Nijmegen en ontdekken via flashbacks hoe Hava ertoe gekomen is om zich aan te sluiten bij een rechtsradicale beweging die een einde wil maken aan de auto-immuunziekte die de samenleving bedreigt. Een bizarre situatie.

Zelf schrijf ik geregeld als criticus (vooral over beeldende kunst, maar toch). Dus hoe verhoudt zich dat tot elkaar? Hoe lees je de roman van je echtgenoot? Als kritisch object van analyse? Of als het precaire maaksel van je geliefde dat je te allen tijde wil verdedigen en ophemelen? Kan je zo’n roman, die zo dicht bij jezelf staat, objectief benaderen? Is er niet altijd zoiets nodig als ‘kritische afstand’?

Aanvankelijk wou ik de uitnodiging afslaan. Want: ik schrijf niet graag over mezelf.

Maar, zo bedacht ik, dan ga ik er dus vanuit dat de roman te dicht bij mezelf ligt, misschien wel een deel is van mezelf. Het lezen van de roman van een geliefde blijkt juist hierdoor een uiterst vreemde gewaarwording. Het lijkt wel alsof alles wat je leest meteen weer vervliegt. Ook al staat het zwart op wit. En al lees je het twee of drie keer, het wordt alleen maar erger. Zoals je soms in een gesprek de gewaarwording hebt dat je iemand wel hoort maar dat de woorden niet binnenkomen, zo las ik nu een roman: al kreeg ik het narratief, de stijl, de ontwikkeling van de personages en het literair spel met verschillende populaire genres (science fiction, thriller, road movie) als lezer wel mee, als criticus kwam het niet binnen. Ik kon het niet inschatten. Alsof een specifieke cognitieve functie, die ik toch jarenlang had getraind, voor de duur van het lezen van Concept M was uitgeschakeld.

Natuurlijk, ook als doorgewinterde lezer ben je opmerkzaam. Als lezer merkte ik dat ik met een debuutroman te maken had, een nog wat zoekend en pril literair product. Niet zozeer vanwege de stijl en bewust sober gebruik van beeldspraak (daarmee heeft Romeijn als liedjesschrijver al een behoorlijke weg afgelegd) maar wel aan de inzet van een genre zoals science fiction, dat voor een ervaren schrijver nog meer mogelijkheden biedt dan Romeijn in Concept M weet te benutten. Misschien in de toekomst (een tweede deel is in aantocht, weet ik toevallig).

Maar bij alles wat je leest, ben je ook meteen jezelf als criticus aan het wantrouwen. Alles aan je vermeende kritische vermogen duizelt. We doen dan wel laatdunkend en laconiek over objectiviteit in de literaire kritiek, maar pas wanneer je de duizeling ervaart waarin objectiviteit werkelijk verdwenen is, weet je dat er onder normale omstandigheden, met een beetje kritische afstand, in ieder geval altijd nog een minimum aan objectiviteit is. Een minimum waar we veel meer waarde aan hechten dan ik me tot nu toe realiseerde.

Waaruit bestaat die duizeling, dat radicale verlies van objectiviteit? Waarom blijf ik mijn eigen oordeel wantrouwen, ook nu de roman goed ontvangen wordt in de kritiek?

Ik denk dat het te maken heeft met gezamenlijke waarden, een gedeelde poëtica. Zeker is dat het boek veel van de waarden deelt die ik ook heb en die ik zoek in kunst. Concept M is een compromisloos politieke roman. Een roman die niet ontkent dat ieder schrijven een vorm van politieke interventie is in de eigen sociale context, maar daar juist mee speelt. Een roman die ook bewust afwijkt van het kleine realisme en de quasi-autobiografische narratieven van veel van Romeijns generatiegenoten. Romeijn speelt met populaire genres en de narratieve regels die daarbij horen, iets wat in de Nederlandse literaire context niet gangbaar is, en probeert de lezer in een ongemakkelijke situatie te brengen: sympathie te ontwikkelen met een uiterst rechts gedachtegoed.

Of dat gelukt is weet ik niet. Juist omdat ik veel van de grondwaarden deel. Het leert me wel veel over mijn positie als criticus.

Ik schrijf niet graag over mezelf. Daar blijf ik bij.

Maar ik weet nu wel meer, als criticus heb ik ook een uitgesproken poëtica en iedere recensie zegt evenveel over de criticus als over de roman.

Ik verwacht van een roman niet alleen dat ik aan mezelf voorbij kan gaan, maar dat ik door het lezen dichter bij de wereld kom en anders over die wereld ga denken. Met Concept M lukt het me niet om aan mezelf voorbij te gaan, maar dat zegt alles over mij en weinig over de roman.

Aafke Romeijn, Concept M, Arbeiderspers, 256 pgs, €19,99

Bram Ieven is universitair docent bij de opleidingen Nederlandse Taal en Cultuur en International Studies

Dialoog aan de keukentafel

Aafke Romeijn: ‘Tijdens het schrijfproces hebben we zo veel en vaak gepraat over de inhoud van mijn boek dat ik soms bang ben dat ik onbewust ideeën van jou gejat heb. Merk je daar iets van als je het leest?’

Bram Ieven: ’Ik noem dat niet jatten. Ideeën ontstaan in relaties tot anderen: in gesprekken met vrienden, in een gemeenschap. Ik trof in Concept M ideeën aan waar we allebei al lang op kauwen. Ik probeer met non-fictie te achterhalen waar een idee vandaan komt, om het daarna af te breken en op een nieuwe manier weer op te bouwen. Jij bent in je fictie een heel andere kant opgegaan door de ‘wat als’-vraag te stellen: wat als ik een gevaarlijk idee nu eens radicaal doortrek?’

AR: ‘Was je nerveus toen je het ging lezen? Stel dat je het boek echt heel slecht had gevonden. Ik ken je, dus ik weet dat je eerlijk zou zijn geweest. Zou dat je beeld van mij hebben veranderd?’

BI: ‘Toen ik het las, was het helemaal af. Dan wil je liever niet moeten zeggen dat je het niks vindt. Maar of je wel of niet kan schrijven zegt niets over jou als persoon.’

AR: ‘Dat is waar. Maar toch: ik lees jouw werk ook graag, en ik vind het prettig dat ik elke keer weer onder de indruk ben. Heb je nooit de behoefte gehad om zelf fictie of poëzie te schrijven?’

BI: ‘Niet echt. Al vind ik schrijven zelf wel heel belangrijk. Ideeën kunnen ontvouwen in taal, ideeën laten uitwaaieren en weer in elkaar laten klappen. Er zit trouwens altijd een element van fictie in non-fictie. Dat is ook gevaarlijk, dat geeft het schrijven van non-fictie een ethische dimensie. Dat vind ik leuk. Ik speel daar graag mee.’