Nieuws
Na de eerste beurs volgen er meer
Wie een startbeurs (Veni) van subsidieverstrekker NWO binnenhaalt, heeft vervolgens een grotere kans op vervolgbeurzen en om hoogleraar te worden dan collega’s die nét achter het net visten.
donderdag 26 april 2018

Door Bart Braun Succes leidt tot meer succes, zowel in de wetenschap als daarbuiten. Sociologen noemen dat het Mattheüs-effect, naar diens Bijbelvers 25:29, ‘Want een iegelijk die heeft, dien zal gegeven worden, en hij zal overvloedig hebben.’

Het verschijnsel laat zich echter lastig onderzoeken: in hoeverre veroorzaakt het succes zichzelf? Misschien zijn de succesvolle mensen ook gewoon beter in wat ze doen, per slot van rekening. In wetenschapsblad PNAS doen drie Amsterdamse sociologen een dappere poging om hun vingers op een Mattheüs-effect in de wetenschap te krijgen.

Ze bestudeerden de uitreikingen van zogeheten Veni-beurzen tussen 2002 en 2008. Veni’s zijn starterssubsidies: je mag ze tot drie jaar na je promotie aanvragen, en als dat lukt krijg je 250 duizend euro. Zo’n 15 procent van de aanvragen wordt beloond.

Als je hem krijgt, maakt dat een wereld van verschil, laten de Amsterdammers zien. Ze vergeleken heel netjes de mensen die net wel zo’n beurs kregen met de mensen die net buiten de boot vielen, zodat eventuele verschillen in succes nauwelijks te verklaren zijn door verschillen in kwaliteit.

Na acht jaar hebben de ‘winnaars’ meer andere subsidies binnengehaald, blijkt: gemiddeld 180.000 euro meer. De kans dat ze NWO’s vervolgbeurs (Vidi) krijgen is 2,5 keer zo groot. Ook de kans dat ze uiteindelijk professor worden is groter.

Dat klinkt logisch: met je subsidie kan je mooi onderzoek doen en publiceren, en dat staat natuurlijk goed bij het aanvragen van nieuw geld of het solliciteren. Toch publiceren ze beurzenvangers niet meer dan de beurzenmissers, en wordt hun werk niet vaker geciteerd. Het gaat dus echt puur om het wel of niet krijgen van die eerste subsidie, lijkt het.

Dat komt bij die Vidi’s overigens deels omdat de groep die in eerste instantie werd afgewezen, minder vaak een poging doet bij de vervolgbeurzenronde. ‘Subsidieverstrekkers zouden bij zulke competities moeten proberen om de kandidaten die eerder afvielen aan te sporen om weer mee te doen, om dit verschil kleiner te maken’, schrijven de onderzoekers dan ook.