Achtergrond
Ik heb de leiding maar genomen
Tijdens de watersnoodramp van 1953 zag Rode Kruis-verpleegster Janny Thielen-van Luijk (1930) voor het eerst mannen huilen. Op 11 april spreekt ze erover op het symposium van de Historische Studievereniging Leiden. ‘Thee met cognac en valeriaan was een wondermiddel.’
Sandrine Thelosen
donderdag 29 maart 2018

‘Toen het ’s avonds zo stormde, vond mijn vader het vreemd dat het water in de sloten steeg. Dat kon eigenlijk niet, zei hij. Daarna liep de haven over. Je voelde dat er iets ergs aan de hand was. 

‘Bij ons was de begane grond inmiddels ook ondergelopen. Al mijn boeken en diploma’s waren weggedreven. Toen het eb werd, zijn we gevlucht. Via de brug konden we de stad in. Voordat we ons huis verlieten, trok ik mijn Rode Kruis-uniform aan. Er zal best wat te doen zijn straks, dacht ik.

‘Als een soort hobby had ik EHBO gedaan. Ik zat bij de Rode Kruis-colonne, waar je iedere maand moest oefenen. Wij werden bijvoorbeeld in het weekend ingezet bij motorraces. Dan zat je een hele middag te wachten totdat er één coureur uit de bocht vloog.

‘In Zierikzee diende een oud schoolgebouw als rampendepot. Maar daar was de sleutel van kwijt. Toen ik me meldde om te helpen, kreeg ik als opdracht om die te zoeken. Met een beetje logisch denken bedacht ik me dat ik in het stadhuis wel eens een grote glazen kast had gezien met allemaal sleutels erin. En inderdaad…

‘Dat hele schoollokaal stond vol met kisten. Bedden, dekens en bekers kwamen tevoorschijn. Er waren een hoop mensen die goed konden sjouwen, maar een beetje nadenken is wat anders. Ik heb toen maar een beetje de leiding genomen.

Thee mee cognac

‘Overdag begonnen de mensen die uit hun huizen waren gered binnen te komen. Die registreerde ik allemaal. Iedereen was natuurlijk helemaal overstuur. De dokter, onze commandant, haalde valeriaan en een fles cognac. We deden zeven druppels in een kopje thee. Dat was een wondermiddel. Zelfs de grote, stoere mannen die helemaal verkleumd waren en de hele dag mensen hadden gered en lijken geborgen, werden daar rustig van.

‘Het maakte veel indruk om hen te zien breken. Ik was ook nog maar 22. Tegenwoordig zie je van alles op de televisie, maar in 1953 zag je mannen niet huilen in het openbaar. Eén zo’n man maakte meer indruk dan tien snotterende vrouwen.

‘Ik had een schrift gevonden en ik ben alles gaan opschrijven. Daar deden ze later een beetje lacherig over, maar als er iemand binnenstormde met de vraag of er vermiste familieleden zaten, kon ik dat in één oogopslag zien.

‘Ik regelde van alles op het depot. Toen er geen luiers waren, ben ik maar gewoon theedoeken gaan gebruiken. Er waren ook geen ledikantjes. Maar die moeders hadden al de hele tijd met hun kind in de armen gezeten. Dan legde ik een paar dweilen in wat houten kistjes, en hadden die moeders even hun handen vrij. Kijk, zulke dingen doe ik graag.

Prikkeldraad

‘Er werden geen ernstig gewonden binnen gebracht. Weet je wat het is met water: mensen verdrinken of ze mankeren bijna niks. Natuurlijk waren de slachtoffers wel onderkoeld en verzwakt. Soms hadden ze wonden doordat ze het prikkeldraad hadden vastgegrepen toen ze wegdreven. De mensen bleven vaak maar kort, want na de eerste noodhulp konden ze meestal bij familie terecht. Dan kregen ze bedden mee uit het depot.

‘De lijken werden naar de begraafplaats gebracht. Op de derde of vierde dag kwamen een paar medicijnenstudentes, volgens mij uit Rotterdam of Leiden. Zij moesten die lichamen een beetje opknappen. De oudere mannen uit de dorpen, die Jan en alleman kenden, moesten die vervolgens identificeren. Dat was een zware taak, hoor. Er werd gezegd dat die meisjes nogal eens dronken, maar dat kan ik me nu ook wel voorstellen.

Protocol

‘Na een paar dagen zei de dokter dat ik mee moest naar het stadhuis. Eigenlijk had ik geen tijd, maar het moest. Toen bleek dat de koningin was gekomen. Daar stond ik dan, tussen allemaal mannen: redders, dokters en burgemeesters van omliggende dorpen. Ik stond daar als enige meisje en was een stuk jonger. Ik zal er wel niet uitgezien hebben. Ik had bijna niet geslapen en ik had alleen nog snel gewassen met water uit een teiltje. Maar ik droeg wel mijn Rode Kruis-uniform. Dat geeft je dan toch zekerheid. Wat de koningin gezegd heeft, weet ik eigenlijk niet meer.

‘Het depot heeft ongeveer veertien dagen dienst gedaan. Twee jaar later, in 1955, kwam de koning van Zweden, Gustaaf Adolf VI, naar Zierikzee om de eerste steen van het Rode Kruis-ziekenhuis te leggen, een geschenk van het Zweedse Rode Kruis. Ik mocht toen het krijtje aanbieden waarmee hij zijn handtekening zette. Die handtekening is later uitgehouwen.

‘Het protocol beschreef dat de koning de hoofdpersoon was. Alles wat hij deed, moesten de anderen ook doen. Dat wist ik helemaal niet. De koning gaf mij een hand en zei ‘You are a kind lady’ – dat heb ik nog wel onthouden. Daarna kreeg ik ook een hand van koningin Juliana en prins Bernhard. Maar ook wat zij toen gezegd hebben, weet ik niet meer.

‘Later toen ik in Monster kwam wonen, in Zuid-Holland, vond ik de duinen wel heel laag. Ik wilde meteen weten waar het hoogste punt van het dorp was. Dat zit dan toch in mijn hoofd.

‘Dat vonden ze hier een beetje een gekke vraag. Maar die dijken waren hier zo smal. Het is niet te geloven dat die in 1953 niet gebroken zijn, al was de stuwing van het water hier veel minder dan in Zierikzee.

‘Als hier stormt, vind ik dat niet prettig. Maar ik raak niet in paniek. Dat zit niet in mijn aard.’

Water=ramp

In de nacht van zaterdag 31 januari op zondag 1 februari 1953 veroorzaakte een combinatie van stormvloed en springtij een enorme overstroming in grote delen van Zeeland en Zuid-Holland. Tijdens deze watersnoodramp vielen in totaal 1836 doden. Om een dergelijke ramp in de toekomst te voorkomen, werden de Deltawerken gebouwd: dijken werden verhoogd en zeearmen afgesloten met dammen en stormvloedkeringen.

Op woensdag 11 april wordt Janny Thielen-van Luijk geïnterviewd over haar ervaringen tijdens en na de watersnoodramp. Dat gebeurt tijdens Water≈ramp, het jaarlijkse symposium van de Historische Studievereniging Leiden (HSVL). Ook de Leidse hoogleraar zeegeschiedenis Michiel van Groesen en Adri van Vliet van het Nederlands Instituut voor Militaire Historie houden een lezing.

Kijk voor meer informatie op het Facebook-event van de HSVL. Aanmelden kan via symposiumcommissie.hsvl@gmail.com. Entree is gratis.