Columns & opinie
Opinie: Stop met schoppen tegen de letterkunde
Wolkers-biograaf Onno Blom probeert zijn imago te redden ten koste van de faculteit die hij juist dankbaar moet zijn, constateert Melchior Vesters.
donderdag 22 maart 2018

In de voorpublicatie van zijn laatste boek beschrijft Onno Blom de nasleep van zijn geruchtmakende promotie in oktober op zijn biografie van Jan Wolkers (‘Dan maar niet promoveren’). In het fragment doet hij een aantal misleidende suggesties over de gang van zaken rond zijn promotie, waarbij het beschermen van zijn eigen imago belangrijker lijkt dan dat van de faculteit der Geesteswetenschappen, die hij toch innig dankbaar mag zijn. In zijn vileine kritiek bedient hij zich van argumenten die sterk doen denken aan degene die zijn kroegmaat Ilja Leonard Pfeijffer hanteerde in diens NRC-column (‘Moderne letterkundigen zijn volkomen de weg kwijt’). Toen kwam de blaffer ermee weg. Nu echter moet het maar eens afgelopen zijn met het gratuite schoppen tegen de letterkunde: het maatschappelijk belang ervan gaat boven dat van een ego.

Laten we met de feiten beginnen. Het voornaamste bezwaar van de eerste promotiecommissie tegen de biografie van Blom was dat het – zoals ook recensenten opviel – geen analytische onderzoeksvraag stelde, terwijl er toch heldere richtlijnen zijn (Marita Mathijsen, lid van de eerste promotiecommissie, in NRC Handelsblad) van hoe een wetenschappelijke biografie eruit dient te zien. Blom bedekt dit wezenlijke bezwaar door de valse oppositie te creëren tussen de leesbaarheid en wetenschappelijkheid. Opererend vanuit deze schijntegenstelling valt hij de hedendaagse literatuurwetenschap aan met een verwijt van Karel van het Reve van veertig jaar geleden, alsof wat misschien toen gold voor onleesbaarheid tegenwoordig nog de norm zou zijn.

Twijfelachtig is ook Bloms ‘verbijstering’ over het besluit van de decaan om de eerste promotiecommissie te vervangen. Zo kan het niet gegaan zijn. Een decaan kan wel een commissie ontbinden als er voorlopig geen zicht is op een nieuwe versie van het proefschrift. Dat er daarna een nieuwe commissie werd benoemd, kan nooit het initiatief van de decaan geweest zijn, maar alleen van Bloms promotor.

Het effect van Bloms weergave van de feiten is dat hij de sfeer creëert van een wetenschappelijk schandaal – te wijten aan moderne letterkundigen die ‘volkomen de weg kwijt’ (Pfeijffer) zouden zijn – waarvan hijzelf het slachtoffer werd.

Hij leidt hiermee de aandacht af van waar het werkelijk om gaat. Want: is zijn biografie een bijzonder leesbaar en goed gedocumenteerd boek? Mogelijk. Is het daarmee ook wetenschappelijk? Nee, oordeelde de eerste commissie – en dat zou de tweede (eveneens bestaande uit bekwame letterkundigen, het ging hier niet om een ‘stammenstrijd’ zoals Blom claimt) ook hebben gedaan indien Blom de adviezen van de eerste niet had verwerkt.

Alle toegevoegde Blom-blabla, of het nu gaat over de volgens hem kwijnende inhoud van hedendaagse letterenopleidingen – onzin, al is lánger studeren (zoals zijn generatie mocht) natuurlijk bevorderlijk – of over hoe zijn bekende vader bevestigend meelas over zijn schouder, is volstrekt irrelevant.

De inzichten die we uit de hele kwestie kunnen krijgen, gaan evenwel niet over moderne letterkunde maar zijn dankzij dit vak mogelijk. Wat de gekrenkte auteur Blom namelijk doet, is zijn eigen imago trachten te versterken door onder meer dat van zijn zelfgemaakte tegenstanders te besmeuren. Een auteur, kortom, die zijn status als (enigszins) publiek persoon strategisch inzet in zijn mediaoptreden. Het zou zo uit de koker van Pfeijffer kunnen komen. En het zou een prima onderwerp zijn voor een werkelijk wetenschappelijk promotieonderzoek.

Melchior Vesters studeert Neerlandistiek, specialisatie Moderne Nederlandse Letterkunde