Toen ik klein was mocht ik van mijn ouders mijn Game Boy niet meenemen naar mijn kamer als ik ging slapen. Ik zou dan in bed alleen maar spelletjes gaan spelen en dat zou mijn nachtrust niet ten goede komen. Daar had ik maar mee in te stemmen, mijn ouders hadden het immers voor het zeggen en zij wisten wat goed voor me was.
Inmiddels ben ik student en volwassen en word ik geacht dit soort keuzes zelf te kunnen maken.
Behalve wanneer het op mijn voorkeuren omtrent het maken van aantekeningen in hoorcolleges aankomt. Dan zijn er docenten die me aan het handje willen nemen met een algeheel verbod op laptops in collegezalen. Studenten zouden op hun laptop alles wat hun docent zegt letterlijk overschrijven en geen verschil meer kunnen zien tussen hoofd- en bijzaken, is het adagium. Ze slaan veel minder van het college op en leiden zichzelf en anderen voortdurend af met sociale media.
Al deze dingen zijn waar. Regelmatig zie ik uitgebreide zoektochten naar nieuwe pumps op de rijen voor me, of kan ik meelezen met chatgesprekken die bepaald niet voor mijn ogen bestemd zijn. Een enkele keer zie ik vanuit mijn ooghoeken zelfs een complete voetbalwedstrijd waar een groepje studenten zonder geluid naar zit te kijken. Allemaal niet erg bevorderend voor het leerproces. Maar verbieden, als ware het een kleuterschool? Natuurlijk niet. Tenzij je perfect afgerichte zombies zonder eigen verantwoordelijkheidsgevoel wilt kweken.
Nu wekt de universiteit tegenwoordig de indruk dat ze dat inderdaad in haar doelstellingen heeft opgenomen. Er worden tussentoetsen afgenomen, bijeenkomsten over studievaardigheden georganiseerd en talloze reminders verstuurd over het inschrijven voor tentamens.
Het meest surrealistisch zijn wellicht de verplichte scriptieseminars waarin aan studenten die in de laatste fase van hun studie zitten wordt uitgelegd hoe ze een onderzoeksvraag opstellen en wat voor bronnen ze kunnen gebruiken om die te beantwoorden, dikwijls vergezeld van inleverdata voor de eerste hoofdstukken of de literatuurstudie – je zou studenten maar blootstellen aan een greintje eigen verantwoordelijkheid en planning. Stel je voor dat ze een verkeerde inschatting maken, falen en leren hoe ze dingen beter kunnen aanpakken. Dat moeten we niet hebben.
Van deze debilisering van het onderwijs zijn laptops in collegezalen het volgende slachtoffer. Docenten weten dat de meeste studenten er niet goed mee kunnen omgaan en dus moeten ze domweg worden verboden. Alsof je het klimaatprobleem oplost met een verbod op broeikasgassen. Laptops zijn er nu eenmaal en hun aanwezigheid in hoorcolleges zal alleen maar toenemen. Bepaalde veranderingen zijn niet tegen te houden, hoe vervelend we ze ook vinden.
Ik hoorde een hoogleraar ooit tegen een groep studenten briesen dat laptops er bij hem ‘echt niet meer inkomen’. Ze keken hem meewarig aan. Je kunt studenten adviseren om met pen en papier te werken of hun internetverbinding uit te schakelen tijdens het college, maar als ze dat niet doen houdt het op. Laat ze dan maar zakken voor hun tentamens, dat is hun eigen probleem. Een universitair diploma staat toch ook voor zelfstandigheid en gezond verstand?
Vraag de laptopgebruikers om achter in de zaal te gaan zitten zodat ze in ieder geval geen anderen afleiden en het probleem lost zichzelf op. En als ze echt alleen maar naar hun scherm zitten te turen en geen aandacht hebben voor het college, moet je de oorzaak als docent misschien wel bij jezelf zoeken.
Naarmate de tijd vordert zullen studenten alleen maar bedrevener worden in het werken met laptops tijdens hoorcolleges. In het basisonderwijs en op middelbare scholen wordt steeds meer digitaal gewerkt. Verandering vinden veel mensen eng en technologische al helemaal, maar tenzij je als docent als een wereldvreemde nazi bekend wilt staan, kun je je studenten er maar beter vrij in laten. Je bent hun moeder niet.
Marit de Roij is student geschiedenis en Russische studies