Achtergrond
Er zit vlees en bloed in
Mare liep door het vernieuwde Museum Boerhaave, met directeur Dirk van Delft, die met pensioen gaat. ‘Je kunt je voorstellen hoe hele gezinnen hier staan te dansen.’
Marleen van Wesel
donderdag 18 januari 2018
Nieuw in Museum Boerhaave: een video-projectie op je armen leert je over hoe je aderen en spieren liggen. © Foto's: Mike Bink Fotografie

Een mes snijdt de huid van je rechterarm open. Er vloeit wat bloed, eronder komen spieren bloot te liggen, bloedvaten komen tevoorschijn en ten slotte zie je het bot. Andreas Vesalius (1514-1564), de grondlegger van de anatomie, voert zijn werk uit op jóuw arm, met een videoprojectie in het vernieuwde Rijksmuseum Boerhaave.

In december gingen de deuren weer open. Deze maand werd bekend dat directeur Dirk van Delft (1951) in april na twaalf jaar wordt opgevolgd door Amito Haarhuis (1967).

‘Officieel ging ik in juni al met pensioen’, vertelt Van Delft. ‘Maar de heropening werd een half jaar uitgesteld. Ik zou in een acute depressie gestort zijn, als ik er vlak voor de finish vandoor had gemoeten. Gelukkig mocht ik nog even blijven.’

Het museum is nu ingedeeld in vijf thema’s. ‘Vroeger was de opstelling chronologisch: van het oudste plantenboek uit 1485 tot een ingewikkelde microscoop uit 1986. De meeste mensen haalden dat niet. Die vroegen zich in 1857 al af: waar is de kantine? Het hielp ook niet dat wetenschap van nu vooral uit grijze kastjes en data bestaat: heel saai. Bovendien stonden de spullen uit de laatste eeuw enigszins depotachtig opgesteld. Zonder veel onderling verband en eigenlijk ook een beetje op elkaar gepropt. Nu zit er vlees en bloed in: het gaat nu ook over de wetenschappers en de patiënten.’

De binnenplaats was in 2014 al aangepakt, met een waterspeeltuin. En het anatomisch theater, aan het begin van de route door het museum, komt sinds 2015 tot leven door videoprojecties. Daarna volgt nu het thema Gouden Eeuw. ‘Het wereldbeeld veranderde van de aarde als centrum, naar de zon’, legt Van Delft uit. Een blikvanger in de donkere zaal is de Leidse Sphaera. ‘Het oudste heleocentrische planetarium ter wereld. Veel bezoekers vragen zich af of we deze al in de collectie hadden. Jazeker, maar vroeger stond hij ergens om de hoek, niet geplaatst in een context. Wetenschapsjournalist Govert Schilling, die veel over sterrenkunde schrijft, wees ons er trouwens eens op dat de dierenriem verkeerd om is gemonteerd. Bij een bombardement in de Tweede Wereldoorlog raakte het planetarium beschadigd. Het moet verkeerd gerestaureerd zijn, want op oudere foto’s klopt de volgorde nog wel. We hebben besloten om het zo te laten.’

In de Gouden Eeuw-zalen ligt ook nog altijd dat plantenboek uit 1485. ‘Het gaat hier over ontdekken. Van de wereld, door ontdekkingsreizigers, maar bijvoorbeeld ook onder microscopen.’ Je kunt er door de microscopen van Antoni van Leeuwenhoek kijken, met ernaast, enorm uitvergroot op een glasplaat, schetsen van zijn vondsten. ‘Hij was ook de eerste die een spermacel zag’, wijst Van Delft. ‘Nieuwsgierigheid kent geen grenzen.’

Naast de originele objecten zijn er veel meer extra’s te vinden in het museum: interactieve informatiezuilen, proefjes en games. Het thema ‘Ziekte & Gezondheid’ begint met een scherm, waarop je eigen lichaam je een lesje narcose of röntgen geeft. Het skelet tegenover je beweegt mee, alsof je voor de spiegel staat. Van Delft: ‘Je kunt je voorstellen hoe hele gezinnen hiervoor staan te dansen.’

Erachter is zijn favoriete ruimte: groot en wit, met een soort ziekenhuisbedden als vitrines. Op projecties op de muren buigen nonnen zich in andere tijden met hun grote kappen over echte patiënten. In deze zaal staat ook de grote ijzeren long. ‘Eerst stond die te midden van objecten die er niets mee te maken hadden, een beetje uit de hoogte: ik ben nu eenmaal een ijzeren long en het maakt me niet uit of jij daar iets van begrijpt.’ Nu is op de grote witte bovenkant een filmpje te zien van een jonge poliopatiënt, die niet meer zelfstandig kan ademen en in zo’n apparaat wordt getild. Ook is er een geluidsfragment. ‘Een oudere vrouw vertelt hoe ze hier als vierjarige maandenlang in moest. Het ergste vond ze dat haar pop werd verbrand. Daar zou het virus in kunnen zitten.’ Ernaast staat een modern apparaat, ter grootte van een handtas. ‘Dat draag je tegenwoordig gewoon bij je, in plaats van dat je maandenlang in zo’n ding moet.’

De collectie stopt dus niet meer bij die ingewikkelde microscoop uit de jaren tachtig. ‘Het gaat juist nóg verder’, zegt Van Delft. ‘Met een aantal samenwerkingen hebben we ook de wetenschap van morgen naar het museum gehaald.’ Zo staat in de techniekzaal, 'Water, Stroom & Data', tegenover de X8, een gigantische computer uit de jaren zestig, een Extreme Ultra Violet-spiegel van chipmachinefabrikant ASML en een qubit van QuTech, van de TU Delft.

Ook niet onbelangrijk zijn de minder mooie kanten van de wetenschap. Er is aandacht voor mislukkingen. En in de

themaruimte ‘Machtige Verzamelingen’ zijn naast achttiende- en negentiende-eeuwse series van schelpen en vogelschedels, ook mensenschedels en zwart-witportretfoto’s te zien. ‘In de negentiende eeuw raapte men schedels van de slagvelden. Er werd gezocht naar verbanden tussen de afkomst van soldaten, volgens hun uniformen, en schedelkenmerken. Niet veel later kwam de criminoloog Cesare Lombroso, die op basis van zulke fysieke kenmerken probeerde vast te stellen of je misschien een schurk of een landloper was. En nog later, in het Derde Rijk, zijn die ideeën totaal ontspoord.’

Het laatste thema is ‘Grote Vragen’. ‘De Mieke Telkamp-vragen’, zegt Van Delft, naar de zangeres van het op uitvaarten grijsgedraaide nummer ‘Waarheen, waarvoor’. Topwetenschappers van nu vertellen hier hoe ze geïnspireerd zijn door hun beroemde voorgangers, bijvoorbeeld natuurkundige Erik Verlinde over Albert Einstein, die in de jaren twintig bijzonder hoogleraar werd in Leiden. ‘En uiteraard liggen er de vulpen en een telegram van Einstein’, wijst Van Delft. Er is ook een vitrine gewijd aan Nederlandse Nobelprijswinnaars, met de blokkendoos waar natuurkundige Gerard ’t Hooft als kind mee speelde. ‘Maar ook aantekeningen waar later zijn Nobelprijsonderzoek uit voortkwam. En de klompjes waarop Ben Feringa, die in 2016 de Nobelprijs voor de scheikunde won, als driejarige zijn eerste ontdekkingsrondje liep, rond de boerderij van zijn ouders.’

Alleen in de ruimte voor tijdelijke tentoonstellingen wordt momenteel nog even geklust. Daar start op 16 maart Frankenstein. Op weg naar een nieuw mens.

Geopend van dinsdag t/m zondag, €12,50, gratis op vertoon van collegekaart

'Lekker schrijven, anders stik ik'

.

In 2011 werd Museum Boerhaave nog met sluiting bedreigd door cultuurbezuinigingen. Toenmalig staatssecretaris Halbe Zijlstra wilde bovendien zijn bezuinigingsmaatregelen vervroegd doorvoeren.

‘Gewéldige tijd, gewéldige tijd!’ blikt Dirk van Delft terug. ‘Achteraf, en toen eigenlijk ook al, was het een enerverende en hectische periode, waar ik veel schik in had. We zijn niet zielig op onze rug gaan liggen om te roepen: het is een schandaal! Dat riepen we natuurlijk wel, maar we hebben ook alle zeilen bijgezet. We zijn massaal gesteund door bedrijven, particulieren en Vrienden van het Museum. En toen we eenmaal een hoger niveau bereikt hadden, zijn we niet achterover gaan leunen. De waterspeeltuin, het schateiland en het anatomisch theater zijn allemaal plannen die in die tijd ontstaan zijn.’

De verbouwing noemt hij een afsluitende stap. ‘Het is natuurlijk nooit af, maar we hebben echt een slag gemaakt. En voor mijn opvolger is er nog allerlei leuks te beleven. Internationaal, maar ook wanneer het Kijkhuis verhuist, eind 2019, begin 2020. Die ruimte kunnen we bij het museum betrekken, bijvoorbeeld als kijkdóós.’

Als Vriend van het Museum blijft hij betrokken. ‘Dat was ik al, ik ben altijd braaf mijn contributie blijven overmaken. Verder wil ik de nieuwe directeur niet voor de voeten lopen.’

Bovendien blijft hij bijzonder hoogleraar aan de Universiteit Leiden. ‘Ik heb nog een aantal promovendi, dat loopt gewoon door. Ik krijg een nulaanstelling, waarmee ik zeker onderzoek blijf doen. Ik ben gepromoveerd op een biografie over Heike Kamerlingh Onnes. Schrijven is wat het ik het liefste doe, en dan zó, dat het meer mensen aanspreekt dan alleen 23 geïnvolveerde collega’s. Ook rond de hele heisa van de heropening moest ik af en toe gewoon lekker schrijven, anders stik ik. Gelukkig kan ik met weinig slaap toe.’

Op 2 februari verschijnt Beelden zonder weerga: de elektronenmicroscoop van Ernst Ruska tot Ben Feringa, dat hij samen met Ton van Helvoort schreef. ‘Misschien ga ik nog wel een biografie schrijven’, zegt hij. ‘Misschien over Simon Stevin of Hendrik Casimir. Ik ga er eens rustig over nadenken.’