Cultuur
Winnend kerstverhaal: De wandelaar
donderdag 14 december 2017
Silas.nl

Het lijkt alsof er uren zijn verstreken, terwijl het horloge van Christophe aangeeft dat er toch echt maar zeven minuten voorbij zijn gegaan. Zeven keer zestig tikjes. Veertien rondjes door de kamer, anderhalve sigaret, één glas water, twee nocturnes, vijftien blikken uit het raam, negen weesgegroetjes die niet werden voltooid. Eén druppel bleef hij volgen langs het kozijn waar de verf slechts in de marge nog waarneembaar was. Die had zich inmiddels vermengd met de andere druppels in de dakgoot, en was niet meer te onderscheiden van de druppelmassa die zich als een waterval over de stoep uitstortte. Het zou niet lang meer duren tot die stroom op geheel een andere plaats zou gaan bevriezen, om nietsvermoedende voorbijgangers te vloeren als ze haar passeerden. De gedachte dat juist die waterdruppel, die Christophe toch zeker drie minuten had aanschouwd nog iets teweeg zou brengen, stelde hem gerust. Eliot had ongelijk, november is de wreedste maand.

Het is tekenend hoe juist dat horloge de dingen verdraait. Zojuist nog zaten ze samen op de bank, en uren zaten ze samen zonder dat iemand de drang voelde om de stilte te doorbreken. Het was ook voldoende om slechts te zitten, maar ook daaraan komt een eind en dan neemt iemand, hij of zij, het voortouw om die situatie te veranderen. Dan staat de een op, en het licht verandert in de kamer. Een Franse schrijver zei ooit dat een verandering in het weer afdoende was om een mens te veranderen, maar zelfs dat is vaak niet nodig. Slechts een blik of een beweging is soms genoeg om de het universum te doen omdraaien, om de zwaartekracht uit te schakelen of de zuurstof weg te nemen.

En zo geschiedde. Wanneer de jas, die zorgvuldig opgevouwen over de trapleuning hing over de schouders is geschoven, en donkerrode tas, die half onder de bank was verdwenen gevonden is, werpt Salomé hem een blik toe, kijkt ze hem tot ziens. Staccato loopt ze de trap af terwijl hij in de opening blijft staan, zonder dat hij zich een houding weet te geven.

Genoeg gezeten. De lucht in de kamer is benauwd, alsof Salomé alle zuurstof met haar meenam op haar weg naar waar dan ook. Christophe kijkt weer uit het raam met de afgebladderde kozijnen. Het klaart niet op, dat doet het ook zelden als het nodig is. De striemende regen verspreidt zich over de daken van al die andere mensen, alsof het water geen zin meer heeft om in de lucht te blijven hangen. Het gekletter neemt toe, en Christophe wil naar buiten. Ondanks de regen, daar was hij vroeger toch ook niet bang voor? Nee vroeger niet, maar het is het geluid, het geklets van al die druppels over de daken, over straat, dat hem doet denken aan het echoënde rumoer van een zwembad waar een kinderfeestje wordt gehouden, of aan de foyer van een theater waar de mensen in de pauze hun oordeel maar vast vellen over het toneelstuk. Want rumoeren dat kunnen ze, al die anderen, die wel kozijnen hebben waar nog verf op zit en banken waar nog vrouwen op wachten. Praten kunnen ze wel, dan kunnen ze maar al te goed.

Het duurde slechts een paar meter, twintig hooguit, voor de druppels via zijn kraag hun weg naar zijn rug wisten te vinden. Pas vele meters later komt hij erachter dat het ook helemaal geen zin heeft om zijn schouders aan te spannen, en half voorovergebogen te bewegen want de regen vindt hem toch wel. Hoe lang had hij al met niemand gesproken? Het moet toch zeker twee dagen zijn geweest. Tegen Salomé durfde hij niks te 

zeggen, het risico is te groot. Want stel dat hij iets verkeerd zegt. Praten is niet bepaald Christophe’s specialiteit en voor je het weet is het gedaan. Dan pakt ze haar jas, haar rode tas, maar dan komt ze niet meer terug. Het ligt nogal gevoelig, en Salomé weet dat het niet aan hem ligt, maar alsnog. Sommige dingen lenen zich er niet voor in woorden te worden uitgedrukt, sommige dingen zijn simpelweg te precair, die kun je met woorden slechts beschadigen. Zeker die zaken die eigenlijk niet bestaan, die zich slechts voltrekken in een wereld die afgesloten is voor andere mensen, achter afgebladderde kozijnen in de schemer en de regen.

Over het park hangt een grote grijze wolk. Er zijn geen kinderen, ook geen honden, en de modder spat omhoog langs de gespen op zijn schoen. Het lijkt alsof het onweert nu, maar in de verte ziet hij dezelfde heipaal op en neer gaan die hem elke ochtend vakkundig wakker bouwvakt. Iedere stoot dreunt door in zijn hoofd maar als ware het een vorm van zelfkastijding loopt hij door richting het apparaat. Wees gegroet Maria… Kun je meer krijgen dan je daadwerkelijk toekomt, en mag je dan gelukkig zijn met wat je krijgt? Hij zou gelukkig kunnen worden met Salomé, dat weet hij wel, maar het offer dat zij daarvoor moet brengen is niet gering.

Wanneer Christophe de bouwplaats passeert ontwaart hij het grove gelaat van een van de bouwvakkers. Een felle lamp belicht zijn gele jas, die afsteekt tegen de enorme put die door de waas van regen en schemer nauwelijks nog zichtbaar is. Een vervallen schoolgebouw is hier een maand geleden met de grond gelijk gemaakt. Het moest plaatsmaken voor een nieuwbouwflat waarin veel meer mensen veel efficiënter en veel goedkoper kunnen worden weggestopt. De plaats waar het muzieklokaal stond is nog te herkennen, een deel van de fundering ligt er nog. Hier was hij ooit met Salomé, toen het ongeveer even laat en even donker was. Toen tikte zijn horloge sneller dan nu. Christophe voelt zijn hartslag stijgen, is het angst? Steeds wordt hij nerveus als hij aan haar denkt, en de schuine blikken van de bouwmeneer helpen niet bepaald om hem gerust te stellen. Misschien moet hij maar naar huis, om morgen met haar te praten. De dingen bespreken die er echt toe doen. Praten over wat en wie en hoe nu verder. Hoe ze de realiteit gaan bevechten, en of ze dat wel moeten doen.

Het is niet minder hard gaan regenen, waardoor het zicht van Christophe wordt belemmerd als hij zijn portiek bijna ziet, een natte waas hangt voor zijn ogen. Hij zoekt zijn sleutels in zijn zak. Het koude metaal en de verregende hand vormen een verkleumd geheel als hij zijn deur probeert open te bibberen. ‘Christophe, kan ik je even spreken?’

Een ongeveer even lange en even verregende man blaast achter Christophe een zweem van adem uit. Christophe’s hart stoot tegen zijn ribben. ‘Ik weet dat er iets is Christophe, ze praat over je, meer dan over mij’. De sleutels vallen uit de ijspegels van vingers. Wat moet hij zeggen? Wat kan hij zeggen? ‘Ik ben helemaal komen lopen Christophe, laat ons alsjeblieft met rust. Salomé is nu met mij’, vervolgt de man.

Christophe kijkt op zijn horloge, twee uur verder. Dan kijkt hij op naar de man die verdacht veel op hem lijkt. Ze zijn haast hetzelfde, denkt Christophe. Twee mannen, door een vrouw in vervoering gebracht, en die kunnen ze niet delen. Christophe raapt de sleutels op en zonder iets terug te zeggen opent hij de deur. Staccato loopt hij de trap op, vouwt zijn jas zorgvuldig over de trapleuning, en loopt naar het raam. Nieuwe druppels slepen traag over het glas. Inderdaad, denkt Christophe, november is de wreedste maand.

Door Nathan Oosthoek

Lees hier het juryrapport, en de verhalen die de tweede en de derde prijs wonnen.