Klets! Het eerste biertje dat uit de koelkast wordt gepakt, valt meteen kapot. Het is borreltijd en een eindeloze stroom muzikanten loopt de kamer binnen van Sempre Crescendo, een subvereniging van Minerva.
De schuldige staat nog wat beduusd te kijken hoe het schuim zich tussen de scherven verspreidt, als Edwin Rutten (1943) uitroept: ‘Aah, de geur van verschaald bier! Die moet op de sociëteit hangen en daar wordt aan gewerkt.’
Rutten repeteert deze week mee. Hij is namelijk de verteller in Peter en de Wolf, dat zaterdag door het studentenmuziekgezelschap wordt opgevoerd in de Stadsgehoorzaal. ‘Als grap vroeg ik nog of het geen bezwaar was dat ik zelf lid ben van het Amsterdamsch Studenten Corps.’
Zelf studeerde hij namelijk psychologie in Amsterdam, vertelt hij even later op het biljartbalkon, waar het wat rustiger is. ‘Die geur toen ik hier vandaag binnenkwam, dat was dus echt vertrouwd.’
Het bekendst werd Rutten als Ome Willem, uit het kinderprogramma De Film van Ome Willem, maar ook voor zijn medestudenten was hij in 1962 al geen onbekende. ‘Als je ontgroend wordt, terwijl je al wat grammofoonplaten gemaakt hebt, en op radio en televisie geweest bent, dan gaat het van: "Feut! Op tafel en zingen!"’
Op zijn zestiende maakte hij namelijk al z’n eerste jazzplaat. ‘Mijn vader was de man van Igor Stravinsky en Kurt Weill en mijn moeder was van de jazzmuziek. Het mooie was dat ik nooit iets moest. In alle argeloosheid kreeg ik dat mee.’ Op een dag ging de telefoon. ‘Mijn moeder riep: "Dolf van der Linden aan de telefoon!" De dirigent van het Metropole Orkest! En die zei: "We hebben je plaat gehoord. Kom je bij ons zingen?" Op zaterdag moest je toen nog naar school. Ik vroeg vrij bij de rector om de trein van Amsterdam naar Hilversum te nemen. En daar stond het héle orkest klaar. We hebben twee nummers opgenomen.’
Op het gymnasium vormde Rutten een jazzcombo met Rogier van Otterloo, die later de muziek componeerde voor films als Turks Fruit en Soldaat van Oranje.
‘We wonnen een jazzconcours en er volgden optredens in Zweden en Duitsland en op de dag van mijn eindexamen werd ik meegevraagd naar Finland. Op de terugweg kwam ik door Stockholm, waar ik naar de radio ben gegaan. Zweden was een ongelofelijk jazzland en ik heb het jazzdepartement gewoon in het telefoonboek opgezocht. "I’m a jazzsinger", zei ik. Ik had niets bij me, dus ik ben a capella een potje gaan swingen. Binnen twee dagen was er een sextet opgetrommeld, ik sliep intussen bij de producer en we hebben acht jazzstukken opgenomen. Ik kreeg er nog een zak geld voor ook. Is dat niet enig?’
Daarna begon zijn studententijd. ‘Ik verdiende al geld met mijn optredens, maar jazzzanger als beroep, dat leek me onzin. Ik werd niet zozeer lid van het corps om mijn rolodex (apparaat om kaartjes te ordenen, red.) alvast met namen te vullen, en een beetje wegwijs in Amsterdam had ik ook niet nodig. Het ging mij echt om het roeien. Tussen mijn veertiende en achttiende deed ik aan jeugdroeien. Ik wilde bij Nereus, dat was de bedoeling van mijn lidmaatschap.’
Het televisieprogramma Andere Tijden besteedde laatst een aflevering aan de omstreden ontgroening van zijn lichting. ‘En nu gaan we Dachautje spelen!’ had een ouderejaars de kaalgeschoren groenen toegeroepen, waarop een maatschappelijke rel ontstond.
‘Het A.S.C. speelt "Dachautje"’ kopte de Nieuwe Rotterdamse Courant in 1962 boven een ingezonden brief.
De auteur is de vader van een van de groenen van het Amsterdamsch Studenten Corps. ‘En nu gaan we Dachautje spelen!’ had een ouderejaars de kaalgeschoren groenen toegeroepen. Een van hen wierp nog tegen dat zijn vader concentratiekamp Dachau niet overleefd had.
Het televisieprogramma Andere Tijden blikte afgelopen september terug op de omstreden ontgroening en de mediarel die volgde. De zoon van de briefschrijver komt aan het woord, evenals andere groenen van toen, onder wie ook Edwin Rutten. Meer ontgroeningsincidenten trokken in de jaren zestig media-aandacht. Bekend is de roetkapaffaire uit 1965. Bij een Utrechts dispuut kregen studenten bij hun ontgroening een roetkap (een kap voor over de schoorsteen) opgezet. Een jongen overleed. Zijn kap was niet behandeld met steenkoolroet, maar met petroleumolie. Dat de betrokken ouderejaars een geldboete kregen, leidde tot maatschappelijke kritiek over klassenjustitie.
Veel verenigingen pasten in die periode hun beleid aan, met bijvoorbeeld een verbod op ‘kikkeren’, fysiek contact en de afschaffing van het kaalscheren.
In Leiden stelde Minerva in 1962 een Commissaris van Beklag in en in 1970 volgde ook hier de kennismakingstijd op voet van gelijkheid. Het kaalscheren werd ook hier afgeschaft.
‘In mijn eerste jaar is het echt ontspoord, maar eigenlijk is dat van alle tijden. Kijk maar naar Vindicat.’ Mooie herinneringen heeft hij aan het groentoneel. ‘Ik zong op de melodie van "The Lady is a Tramp".’
Hij begint te neuriën, maar de tekst weet hij niet meer. ‘Zo eeuwig zonde, het was een heel smerige tekst. Er is een foto waarop ik sta te zingen, terwijl een ouderejaars de druk op het biervat even opvoert, en dan loslaat richting mij.’
Nadien kwam hij eigenlijk niet zo vaak op de sociëteit. ‘Ik heb wel in het bestuur gezeten van V.I.A.T.O.R., het roei- en rugbydispuut. En ik woonde in een dispuutshuis aan de Leidsegracht.’
Hij studeerde te traag. ‘Dus ik moest in militaire dienst. Achttien maanden. Daardoor had ik juist mooi de tijd om te studeren. In die periode heb ik mijn kandidaats gehaald. En mijn eerste dochter gekregen.’
En het roeien? ‘Dat is er niet van gekomen. In training zijn en tegelijkertijd optreden, dat gaat niet.’
Hij toerde immers vaak door het buitenland. ‘Ik had ook niet altijd zin om te studeren, maar als ik wat vrije dagen had, deelde ik het aantal pagina’s door het aantal dagen: 1500 door veertien bijvoorbeeld, en dan ging ik van acht uur ’s ochtends tot elf uur ’s avonds lekker studeren. Ik mikte het zo uit, dat ik soms even een spurt kon trekken. Terwijl ik aan mijn doctoraalscriptie werkte, had ik maar één lp opstaan, van de beroemde jazzgitarist Wim Overgaauw: Don’t Disturb (1970). En tijdens het leren voor het tentamen statistiek draaide ik alleen Metamorphosen van Richard Strauss (1946), steeds opnieuw.’
Elke zondagavond presenteert Rutten tegenwoordig Jazz in the Evening op NPO Radio Soul & Jazz en tot vorig jaar maakte hij Muziekwijzer op NPO Radio 4. ‘Als ik die stukken draai, of ergens hoor, weet ik meteen weer hoe ik daar achter mijn bureau zat.’
Na zijn studententijd volgden nog wat platen. ‘En in 1973 belde Aart Staartjes (Meneer Aart uit Sesamstraat, red.). We spraken samen commercials in. Dat deed ik héél veel. Iemand zei: "De STER, dat staat voor STeunfonds Edwin Rutten." En mijn dochter riep eens: "Va, je deed net het hele STER-blok!" Allemaal verschillende stemmetjes, natuurlijk.’ Hij doet er een paar na. ‘Aart vroeg: "Edwin, heb je weleens wat voor kinderen gedaan?" Nou ja, mijn dochters zijn van ’68 en ’71, dus ik had de doelgroep thuis zitten.’
Samen met Staartjes, nog een aantal acteurs en uiteraard het orkest van geitenbreiers, maakte Rutten vervolgens tot 1989 De Film van Ome Willem. Van 2000 tot 2012 werd het programma herhaald, en in 2005 en 2006 trok hij nog eens als Ome Willem langs de theaters.
‘Ik dacht: leuk, een maand of twee toeren. Maar het werden 180 voorstellingen. En heus niet alleen voor kinderen. Hele disputen kwamen eropaf.’
Nog wekelijks wordt hij herkend. ‘Als niemand over Ome Willem begint, doe ik dat ook niet’, zegt hij. ‘Ik kan wel zonder.’ Maar ja, meestal beginnen mensen er wel over. ‘Iedereen probeert je aan te praten dat herkend worden vervelend moet worden. Maar ten eerste: ik vind het een wonder dat het nog altijd gebeurt en, ten tweede: ik vind het ontzettend leuk. Iedereen reageert altijd aardig en vrolijk. Er zijn trouwens ook mensen die me juist van Goede Tijden, Slechte Tijden kennen.’
In 2010 speelde hij een gastrol. ‘Laatst liep in Den Bosch de schouwburg uit, om half twaalf, om aan de overkant van het plein nog een biertje te drinken. En toen zaten daar twee meisjes. Ik speelde in GTST de geliefde van het hoofdpersonage… hoe heet ze ook alweer? Oh ja! Die meisjes riepen dus: "Hij heeft liggen seksen met Laura!" En tien stappen verder hoor ik weer: "Hé, Ome Willem!"’
Volgens het verhaal is Ome Willem inmiddels geëmigreerd naar Vuurland. De petjes heeft Rutten nog wel. ‘Voor als iemand belt, met een veiling bijvoorbeeld. Dan zeg ik: "Slechts één keer gedragen, omgeving Bloemendaal!" En soms word ik nog gevraagd, voor een goed doel. Dan neem ik een envelop mee, met een brief van Ome Willem uit Vuurland. Die lees ik op het podium voor: "Beste Edwin, hier een brief van je dertig jaar jongere eeneiige tweelingbroer. Ik kan helaas niet komen, maar hier is mijn petje. Speel jij even voor Ome Willem? De mensen zeggen wel hoe het moet." En dan zet ik dat petje op en zegt iedereen: "De klep moet omhoohoog!" Gek, zeg ik dan, dat zo’n man dit zestien jaar op televisie heeft gedaan… En dan draai ik me even om, om weer een kwartiertje Ome Willem te spelen... Dag rakkers van me!’
Sempre Crescendo, Concert vol verhalen, met Edwin Rutten
Stadsgehoorzaal, zaterdag 2 december, 15.00 uur €17,50 (studenten €9)
Peter en de Wolf
Peter en de wolf, geschreven door Sergej Prokofiev, ging in 1936 in Moskou in première. In het muzikale sprookje zijn alle personages gekoppeld aan een eigen instrument.
Edwin Rutten bracht de laatste jaren verschillende cd’s uit, waarop hij de verhalen vertelt van bijvoorbeeld de Mattheüs Passie (2016), Het Weihnachtsoratorium (2015) en Der Ring des Nibelungen (2013). Voor die laatste ontving hij een Gouden Plaat. Ook treedt hij regelmatig op als verteller in muziekvoorstellingen.
‘Peter en de Wolf heb ik vaker gedaan, met verschillende orkesten: het Rotterdams Philharmonisch Orkest, het Residentie Orkest en het Gelders orkest, maar ook met amateurorkesten. Ook met Sempre is het vreselijk leuk. Toen ik de repetitieruimte vanavond binnenkwam, wist ik niet wat ik zag: zó’n groot orkest en zó veel plezier. Dat is een grote kunst voor een dirigent, zeker als het niveau ook nog eens omhoog gaat.’
Die dirigent, dat is Guido Marchena. ‘Om meer massa te laten klinken, heeft hij saxofoons toegevoegd, waar de wolf normaal door hoorns wordt gespeeld’, vertelt Rutten. En dat is niet de enige ingreep, waarmee de voorstelling van Sempre zich onderscheidt. ‘Waar denk je dat Peter loopt, op zijn triomftocht met de wolf naar de dierentuin? Leiden! Over het Rapenburg, met de burgemeester, en nog een aantal aardige namen, waarvan de Leidenaren zullen denken: verdorie, die ken ik!’