Columns & opinie
'Studeren stelde niets voor'
donderdag 2 november 2017
© Taco van der Eb

Albert Meurer (79, rechten): ‘In Leiden sind die Mädchen schon, und erst so richtig munter.’

José Ouwekerk (81, rechten): ‘In Leiden ist der Morgen kuhl, am Rapenbahn nog kein Gewü-ü-ühl.’

Kaj van Oven (78, rechten): ‘Ken je dat liedje? Het is een bewerking van In Hamburg sind die Nächte Lang, door Paul van Vliet, voor het Leidsch Studenten Cabaret. Paul zat een jaar hoger en begeleidde ons in het groenentoneel. Tijdens de repetities waren we even vrij van al dat ontgroenen. Maar aan het einde ging je tijdens de voorstelling alsnog af: dan werden er tomaten naar je hoofd gegooid.’

Bert Bosch (77, geneeskunde): ‘Dat ging allemaal langs mij heen. Ik zat achterin en speelde viool.’

Meurer: ‘Het valt me toch mee dat ik iedereen nog herken hier.’

Hans Rasker (78, geneeskunde): 'We zijn hier ter viering van ons zestigjarig jubileum.’

Van Oven: ‘Zestig jaar is zo verrekt lang, het is niet voor te stellen.’

Rasker: ‘We schenken Minerva een replica van de Alexander-pokel (een beker, red.) zodat deze weer in de borrelzaal kan staan. Het origineel is getaxeerd op een waanzinnig bedrag en in een kluis beland. We hebben ook een bedrag bijeen gebracht voor het Minerva Scholarship Fund, dat financiële steun biedt aan Leidse studenten in het buitenland.’

Bosch: ‘Ik kreeg een beurs om te studeren van Stichting dr. Hendrik Muller’s Vaderlandsch Fonds. Dat bestaat nog steeds. Als voorwaarde werd je verplicht om bij Minerva te gaan.’

Meurer: ‘Studeren stelde vroeger eigenlijk niets voor. Het was helemaal niet academisch, het was gewoon stampen. Je ging naar een repetitor, en die bereidde je voor op het tentamen. Overdag ging je naar de bioscoop en 's avonds ging je naar de soos.’

Van Oven: ‘Ik speelde heel veel piano. Op den duur ging het niet goed met mijn studie, toen heeft mijn vader de vleugel van mijn studentenkamer gehaald. Om te kunnen blijven spelen en een zakcent te verdienen, ben ik als kroegpianist aan de slag gegaan. Ik verdiende 10 gulden per uur. Ik startte met spelen, ook al was de kroeg leeg. ‘Neehjoh dat hoeft nog niet!’, riep de kroegbaas dan. Maar ik wilde 70 gulden verdienen op een avond.’

Meurer: ‘Ik verdiende mijn geld aan boord van de Johan van Oldenbarnevelt door de wc’s en douches schoon te maken. Met dit schip werden immigranten weggebracht naar Australië, Nieuw-Zeeland en Indonesië. Ik maakte een wereldreis van drie maanden.’

Bernard Goslings (82, geneeskunde): ‘Ik weet nog wel dat de A-griep heerste tijdens een ontgroening. Tijdens mijn studie had ik daar een en ander over geleerd, dus ik dook onder de tafels waar de feuten zaten en riep: ‘Hoesten, hoesten jullie! Geen hand voor de mond!’ Want als iedereen tegelijk de griep kreeg, kwamen we er ook weer sneller van af.’

Meurer: ‘Zo’n grote groep in een ontgroening trekt natuurlijk ook uitwassen aan. Dat er bij Vindicat op iemands hoofd is gestaan, dat gaat veels te ver. Die mensen zijn al gefrustreerd, komen in een machtspositie terecht en gaan vervolgens los.’

Ouwekerk: ‘In onze tijd had je Geertsema, een reünist van in de veertig die nog elk jaar terugkwam om te ontgroenen. Dat was terreur.’

Meurer: ‘Hij sloeg feuten.’

Ouwekerk: ‘Die man werd later commissaris van de Koningin en minister van Binnenlandse Zaken. Hij heeft nog gestreden voor de homo-emancipatie, maar op Minerva ging hij zich te buiten. Dikkie heeft nog een keertje tegen hem staan schreeuwen in een lege borrelzaal: ‘Weet je wat jij bent Geertsema, je bent een lulll!’

Door Melle Peters