Een tijdje terug ving ik een telefoongesprek van een medestudent op. Het zal inmiddels een halfjaar terug geweest zijn, maar het voelt als de dag van gisteren. Soms word ik ’s nachts badend in het zweet wakker van de herinnering. ‘Nee, ik moet nu echt ophangen’, zei het meisje. ‘Ik ben op school en mijn les begint zo.’
Een onvergeeflijke fout.
Ik hoor het wel vaker. Te vaak. Studenten die nog ‘huiswerk’ moeten maken of gaan leren voor hun ‘proefwerk’. Het betreft hier niet alleen eerstejaars die net begonnen zijn met hun studie, maar ook masterstudenten die nog in de waan zijn dat ze hun middelbare school nooit verlaten hebben. Van een docente aan de rechtenfaculteit hoorde ik laatst zelfs dat ze wel eens wordt aangesproken met ‘juf’. Ze doet niet eens meer moeite om daar iets aan te veranderen.
Een deel van de verklaring ligt ongetwijfeld in het schoolser worden van de universiteit. Studenten worden veel meer aan het handje genomen met verplichte aanwezigheid, deeltentamens en wekelijkse opdrachten die door docenten worden nagekeken.
Het verschil met school is vaak met het blote oog niet meer waarneembaar, dus is het ook niet verwonderlijk dat studenten moeite hebben het te zien.
Voor sommigen is het juist een principekwestie geworden. Toen ik nog op school zat volgde ik met een vriend een paar vakken aan de universiteit. Allebei waren we verbijsterd dat er in de werkcolleges aan de deur werd gecontroleerd of iedereen de opdrachten gemaakt had. Studenten die dat niet gedaan hadden werd de toegang geweigerd. Deze vriend noemt de universiteit jaren later nog steeds regelmatig school, omdat hij niet vindt dat het veel meer voorstelt dan dat.
Deze fanatici vormen natuurlijk wel een minderheid. De meeste studenten die hun middelbareschooljargon nog altijd gebruiken, doen dat zonder voorbedachten rade. Veel van hen zullen waarschijnlijk nog bij hun ouders wonen. Er zijn er ook die het juist expres doen om niet pretentieus of elitair over te komen. Alsof je je auto een fiets gaat noemen om maar niet snobistisch te lijken.
En dat terwijl de terminologie er wel degelijk toe doet. Universiteiten zijn fundamenteel andere instellingen dan scholen. Het zijn onderzoeksinstituten waar daarnaast ook onderwijs wordt gegeven. Het wordt studenten idealiter in hun eerste colleges duidelijk gemaakt dat ze niet komen om te leren hoe het zit, maar hoe ze zelf kunnen uitzoeken hoe het zit. Niet de overdracht van kennis, maar de creatie van nieuwe kennis staat centraal.
Het gebruik van termen als school en les schept hierover verkeerde verwachtingen. Wanneer studenten deze woorden onderling bezigen, creëren ze automatisch een mindset waarin de universiteit weinig verschilt van eerdere onderwijsinstellingen die ze hebben bezocht. Waarin de kennis ze in hapklare brokjes gevoerd wordt, wat haaks staat op het idee van de universiteit. De realiteit kan dan tegenvallen.
Het zijn vaak deze studenten die klagen dat hun vakken te vaag zijn en die hun studie vinden tegenvallen. Voor tentamens halen ze hoge cijfers, maar met essays of onderzoeksopdrachten hebben ze meer moeite. Vreemd is dat niet. Als je niet begrijpt waar je precies mee bezig bent, kun je dat ook niet goed doen. Denk maar aan de eerste keer dat je uSis opende zonder te weten hoe of wat. Toegegeven, in het geval van uSis weet je dat nog steeds niet, maar heb je inmiddels wel een vaag idee van waar je naar op zoek bent. Wanneer je je college een les noemt daarentegen is het je niet helemaal duidelijk waar je voor wordt opgeleid en hoe dat proces in zijn werk gaat. Noem het beestje dus gewoon bij het naampje. Het is voor je eigen bestwil.
Marit de Roij is student geschiedenis en Russische studies