Wetenschap
Mijn vriendje Charlie
Een robot kan kinderen helpen om te gaan met suikerziekte. Leidse psychologen zoeken uit of het ook werkt. ‘Charlie kan de dab dansen en is dus de favoriet.’
woensdag 11 oktober 2017

Vrijwel meteen als TNO-onderzoeker Olivier Blanson Henkemans begint met vertellen wat hij wil doen voor kinderen van 7 tot 12 met suikerziekte, wordt hij in de rede gevallen door zijn eigen robot. Charlie is 58 centimeter hoog, kan haar ogen verschillende kleuren geven, en haar ledematen zoeven als ze beweegt. Hoe heet het bezoek, wil ze weten? Als ze het hoort: ‘Wat een mooie naam!’

‘We hebben meerdere robots, elk met een eigen karakter’, legt Blanson Henkemans uit. ‘We geven ze uniseks namen als Robin of Charlie, zodat de kinderen zelf kunnen bepalen of het een jongetje of een meisje is. We wilden eigenlijk de persoonlijkheden vergelijken, maar Charlie was de enige die de dab kon (een dansje dat eruit ziet alsof je in je elleboog niest, red.), dus dat was de favoriet.’ Charlie kan ook dansen op Gangnam Style, maar daarna wordt ze serieuzer.

Ze gaat een quiz laden. ‘Wanneer heb je meer kans om een hypo niet op te merken? a) Als je gaat sporten, b) als je geconcentreerd aan het werken bent, c) als je op een verjaardagsfeestje bent, of d) bij alle drie?’

‘Diabetes is een complexe ziekte, zeker voor kinderen’, vertelt psychologe Sasja Huisman. ‘Kinderen die het hebben, moeten regelmatig naar het ziekenhuis voor een gesprek met een verpleegkundige. Hoe prik je, hoe tel je je koolhydraten? Dat is best saaie informatie, en vaak hebben ze het gevoel dat ze het goed moeten doen. Een robot kan helpen om het leuker te maken. Het helpt ook de medisch professional om aan te sluiten bij het kind, en niet over het hoofd van het kind heen alleen maar met de ouders te praten.’

Vriendje

Huisman, werkzaam bij het Leids Universitair Medisch Centrum, en haar studente Marierose van Dooren, hielpen TNO en mede-onderzoekers in verschillende ziekenhuizen met het onderzoeken van de invloed van het spelen de robot. Wat vinden kinderen met suikerziekte van Charlie en haar collega’s? En hebben ze er ook echt wat aan?

Blanson Henkemans: ‘De robots zijn niet ontworpen om verpleegkundigen te vervangen, maar als een vriendje dat wel heel veel van diabetes weet, en dat eindeloos kan spelen. Dat lukt best aardig: de kinderen zien Charlie echt als een maatje, en maken ook tekeningen voor haar. Ze ontwikkelen een band, zien haar als iemand van wie ze echt wat leren.’ In een artikel in het International Journal of Human-Computer Studies zetten de onderzoekers de resultaten op een rijtje, en ook daaruit blijkt dat de onderzochte kinderen enthousiast zijn. Als de robotprogrammering beter is afgestemd op het kind, werkt hij het beste, bleek. Als Charlie bijvoorbeeld weet dat je op voetbal zit, vraagt ze wat je moet doen als je aan het voetballen bent en vaak moet plassen. De kinderen spelen langer met een ‘gepersonaliseerde’ robot, en kijken die ook vaker aan.

Veel kinderen willen de robots mee naar huis nemen om er verder mee te spelen, maar een zogeheten Nao – het soort robot waar Charlie toe behoort – kost al gauw twaalfduizend euro, en dan moet je zelf de programmering regelen. Daarom ontwikkelde TNO ook een app, met een avatar van de robot erin. Daarmee kunnen kinderen verder oefenen met de quiz, en een sorteerspel spelen dat ze leert hoeveel koolhydraten er in gerechten zitten. Blanson Henkemans: ‘We willen toe naar een systeem waarin je muntjes kan verdienen met de quiz en de spellen. De muntjes kan je gebruiken om de avatar dansjes te leren: als je dan naar het ziekenhuis moet, kan je de verpleegkundige laten zien dat je het goed gedaan hebt, door ook de robot-Charlie te laten dansen. Ook moet de app af en toe vragen hoe het met je gaat of wat je bloedsuikerwaardes waren, als vervanging van het diabetesdagboekje dat kinderen toch niet bijhouden. Komend weekend ga ik naar een kinderkamp van de Diabetesvereniging Nederland, dan wil ik dat aspect van de robots gaan evalueren.’

Spraakherkenning

Verder in de planning voor het Europese onderzoeksproject waar Charlie onderdeel van is: betere spraakherkenning, en zorgen dat de robot niet steeds dezelfde dingen zegt. Een Duitse collega van Blanson Henkemans werkt aan een systeem waarbij de robot allerlei verschillende zinnen formuleert. ‘De grammatica is soms nog wel slecht, maar dat vinden de kinderen gelukkig niet erg.’ Uiteindelijk moet de programmering robuust genoeg worden om zonder hulp met kinderen te praten, en zouden bedrijven het stokje van TNO over moeten nemen en een diabetesrobot naar de markt moeten brengen.

De publicatie laat geen duidelijk verschil in gezondheid zien tussen de kinderen die met een robot mochten spelen, en hun leeftijdsgenoten die dat niet mochten. Huisman: ‘Veel van het ziekte-management, zoals het bijhouden van de suikerwaardes en het letten op het eten, gaat bij kinderen nog via de ouders. Zelfs als Charlie werkt, is dat moeilijk te meten.’

Blanson Henkemans: ‘We willen ook gaan meten of kinderen dankzij de robot meer zelf de verantwoordelijkheid gaan nemen voor de omgang met hun ziekte. Als dat zo is, heb je al best wat bereikt. Als ouders er heel dominant in zijn, dan heb je het risico dat de kinderen zich in de puberteit daartegen gaan afzetten. Als ze een minder negatief gevoel hebben over hun ziekte en het gedoe dat die met zich meebrengt, is dat al heel wat.’

Huisman: ‘Ik zie in mijn werk veel mensen die negatieve associaties bij ziekenhuizen hebben. Als die robot dat helpt voorkomen, helpt het echt. Maar dat is niet iets dat je nu al kan meten, dat zie je pas jaren later terug.’

Bart Braun