Struisvogelpolitiek
‘De meeste Europese beleidsmakers en politici bedrijven struisvogelpolitiek. Ze draaien iedereen heel bewust een rad voor de ogen. Ons kabinet, met minister Ploumen van ontwikkelingssamenwerking voorop, maar ook Macron en Merkel hebben allemaal hetzelfde mantra: “We moeten Afrika helpen zich snel te ontwikkelen. Dan blijven de migranten wel weg”. Maar dat is gewoon niet waar.’
Ton Dietz (1951), emeritus hoogleraar Afrikaanse ontwikkelingsstudies, en net afgezwaaid als directeur van het Afrika Studie Centrum Leiden (ASCL) is stellig: ‘Dit is een ongewenst verhaal. Het is moeilijk te accepteren, maar wen er maar aan: Afrikanen zijn on the move, en het aantal migranten neemt voorlopig alleen maar toe.’
Maandag geeft hij zijn afscheidscollege. ‘Ik ben steeds uitgesprokener geworden. De getallen ondersteunen namelijk de ideeën die ik al een tijd had.’ Dietz dook diep in de cijfers en modellen van de Verenigde Naties over de demografische ontwikkelingen in Afrika. ‘Nu zijn er 1,2 miljard Afrikanen. Aan het eind van deze eeuw kom je uit op 4,4 miljard inwoners. In 2000 waren er acht miljoen Afrikanen buiten het continent gevestigd. Nu is dat zestien miljoen. Ongeveer tweederde van hen zit in Europa.
‘De Afrikaanse economie is vanaf circa 2000 met sprongen gegroeid. De levensverwachting is flink toegenomen. Het ontwikkelingsniveau gaat in veel landen verder omhoog. Uit de modellen blijkt dat juist mensen uit landen die nu rijker worden en beter onderwijs bieden, gaan emigreren naar een land buiten Afrika.
‘Als deze trend doorzet, kun je er donder op zeggen dat de intercontinentale migratie gaat toenemen. Dan zijn er in 2030 vijftig miljoen Afrikanen die naar een ander continent springen. Die gaan lang niet allemaal naar Europa, maar we krijgen over dertien jaar toch mogelijk te maken met 25 miljoen migranten uit Afrika. Nu is dat nog 8 á 9 miljoen.
Natuurlijk moet je Afrika in staat stellen zich verder te ontwikkelen. Want die migratie neemt uiteindelijk ook weer af en de Afrikaanse emigratie en immigratie komen dan meer in balans. Je moet zo snel mogelijk over die hobbel heen.’
Zijn analyse is bekend bij het ministerie van Buitenlandse Zaken. ‘De diplomaten daar zeggen: “Dit verhaal klopt en blijf het vooral vertellen, maar wij krijgen het er politiek niet doorheen.”’
Veehouders met kalasjnikovs
Inmiddels mag hij als autoriteit gelden op het gebied van Afrika, Dietz kwam als jonge onderzoeker ‘bij toeval’ bij het continent terecht. ‘Ik studeerde in de roerige jaren zeventig sociale geografie in Nijmegen en was actief in allerlei studentbewegingen die zich verzetten tegen koloniaal imperialisme en allerlei andere misstanden.
Indonesië was mijn passie, maar ik zat in het Indonesië-comité van Nijmegen dat zich verzette tegen het beleid van Soeharto. Vanwege mijn politieke interesse in dat land, wilde ik daar niet als wetenschapper heen. Dus ging ik in 1975 naar het net onafhankelijk geworden Zambia, waarvan ik nauwelijks wist waar het lag. Maar ik raakte volledig in de ban van het land en later van Afrika als geheel.
‘In 1978 vertrok ik met mijn vrouw naar Kenia en startte een onderzoek naar en voor de Nederlandse ontwikkelingshulp daar. Tot onze verbazing bleek dat die erin slaagde de armste mensen in de meest marginale gebieden te bereiken. We zaten in West-Pokot, een volledig gesplitste samenleving in the middle of nowhere. Wij woonden in het hoogland met landbouw. In het laagland wonen veehouders: dat waren zeer autonome types bewapend met kalasjnikovs die regelmatig vee roofden.
Er heerste een dramatische droogte. Het vee stierf, de mensen stonden met de rug tegen de muur. De sterfte door hongersnood is, mede door de Nederlandse steun, echter beperkt gebleven. Door te zorgen voor voedsel, werk, beter onderwijs, irrigatie en het lokaal opleiden van verpleegkundigen staat de regio er nu beter voor.
‘Vanaf 2000 zijn dit soort Nederlandse projecten snel afgebouwd, heel jammer. De steun is maar deels door de Keniaanse overheid overgenomen. In het hoogland van West-Pokot gaat het best goed, maar het laagland is nog steeds een probleemgebied. De bevolking groeit zeer snel. Zwaar bewapende jongeren zonder onderwijs stelen er vee.
‘Aan die diefstal zit een etnische component. De Pokot roven van veehouders uit de naburige Turkana-regio, en andersom gebeurt dat ook. De spanningen tussen die groepen lopen hoog op. De gouverneurs van deze counties willen een leger, en als dat gebeurt loopt het helemaal uit de hand. Er is al veel geweld: vorig jaar is er een politiepost bij het grensgebied uitgemoord.’
Ontzettend agressieve sfeer
Terug in Nederland werd Dietz in 2010 directeur van het Afrika-Studiecentrum. ‘Het centrum wordt gefinancierd met geld van ontwikkelingssamenwerking. Toen ik kwam had het centrum al veel contact met diplomaten en ontwikkelingswerkers, maar niet of nauwelijks met het bedrijfsleven. We zijn dan ook veel gaan investeren in de relatie met het bedrijfsleven.
Dit instituut is in 1947 begonnen als studiecentrum voor de wetenschap én het bedrijfsleven. Die twee takken kregen in 1958 zo’n enorme ruzie dat er een splitsing kwam. Naast het ASCL ontstond The Netherlands-African Business Council, een inmiddels grote organisatie die zeer sceptisch stond jegens de ngo-sector en de wetenschap.
‘Ik heb gezegd: “Laten we over die kloof heenstappen en samen wat doen.” En dat is gelukt. We hebben samen conferenties georganiseerd en projecten opgezet gericht op innovatie. Maar er zijn ook country meetings waar breed wordt ingegaan op een bepaald land. Dat doen we nu vijf jaar met veel succes.’
Al moet je daarbij soms wel voorzichtig opereren, merkte hij. ‘Als je een bepaald land centraal stelt, kunnen er ook agressieve types op zo’n bijeenkomst afkomen: groepen die elkaar naar het leven staan. Voor je het weet, heb je vechtpartijen. Dat is bijna gebeurd bij een Eritrea-bijeenkomst.
‘Drie jaar geleden waren we als experts betrokken bij een Congo-bijeenkomst dat elders in Leiden door de lokale PvdA werd georganiseerd. Daar riepen agressieve aanhangers van het oude bewind van Mobutu op tot genocide op de huidige machthebbers en hun aanhangers. Er hing een ontzettend agressieve sfeer. Mensen waren aan het schelden er werd aan kleding gerukt. Heel heftig.’
‘Het Pieter de la Court waar we nu nog zitten is een heel erg open gebouw. Iedereen kan elk zaaltje binnenkomen. Het is lastig om bedreigde personen een veilige plek te geven. Over een jaar of vijf verhuizen we naar een nieuw onderkomen naast de Universiteitsbibliotheek waar dan ook de nieuwe African Library wordt gevestigd. Op die locatie gaan we de veiligheid ook beter regelen.’
Dietz ziet de toekomst van het ASC positief in, zeker nu het centrum niet meer volledig afhankelijk is van Haags geld. ‘In 2012 was er het minderheidskabinet Rutte I met gedoogsteun van Wilders. Toen waren de behoorlijk dreigende signalen: de ontwikkelingshulp kon wel eens worden afgeschaft. Dat zou ook het einde van ons fonds kunnen betekenen. Onze fantastische bibliotheek kan niet door de markt worden gefinancierd. Stel dat er een kabinet Wilders zou komen, dan is het echt met ons gedaan, was de gedachte.
‘We zijn gaan praten, het was zelfs een beetje een noodkreet, met het college van bestuur over de mogelijkheid om afstand te doen van de stichting en een interfacultair instituut te worden binnen de universiteit. Dan heb je een grote broer die je door een mogelijke crisis kan leiden en het geeft de mogelijkheid om onder andere meer onderwijs te geven en promoties te realiseren.
De universiteit was direct heel enthousiast. Ze zien het centrum echt als een pareltje in de kroon waarin alle Afrikanisten nu worden gebundeld. We hebben al zes eigen hoogleraren, en dat gaan er nog meer worden.’
Door Vincent Bongers