Wetenschap
Supergeleiding - zetmeel - trampolineschenen
donderdag 7 september 2017
© LUMC

Trampolineschenen

In het vakblad Radiology Case Reports staat een ehm, radiologische casusbeschrijving uit het Leids Universitair Medisch Centrum. Een meisje van zes kon niet meer op haar benen staan na een bezoek aan een trampolinepark. Ook had ze pijn aan de knieën, terwijl ze daar toch niet op gevallen was tijdens het stuiteren. Op de radiografie waren kleine, horizontale breuklijntjes in de scheenbenen te zien.

Dat komt blijkbaar wel vaker voor bij kleine kinderen die gaan trampolinespringen, leggen de artsen uit in het artikel. Het gebeurt vooral als ze samen springen met iemand anders, die zwaarder is. Als de zware meespringer de lucht in gaat, bolt de trampoline op, en dat oefent een kracht uit op de kinderbeentjes, vooral als die juist naar beneden gaan. Omdat de groeiende botten nog niet zo stevig zijn, kunnen ze die klap niet goed aan. Zulke trampolinebreukjes zijn al in de jaren tachtig voor het eerst beschreven, maar toch wordt de diagnose best vaak gemist omdat de botscheurtjes zo subtiel zijn. Iets om alert op te zijn nu trampolines steeds populairder worden, waarschuwen de auteurs.

De schenen van het meisje gingen in het gips, en waren bij de controle geheel genezen. 

Supergeleiding stansen

Het is alweer meer dan honderd jaar geleden dat in Leiden de supergeleiding werd ontdekt, en de natuurkundigen hier zijn er nog steeds niet mee uitgespeeld. Als je bepaalde materialen maar steenkoud genoeg maakt (meestal zo’n 270 graden onder nul), gaan ze ineens perfect stroom geleiden. Dat maakt allerlei technische toepassingen mogelijk, zoals MRI-scanners en zweeftreinen. In SciPost Physics (PDF) oppert een viertal fysici, met Milan Allan als eerste auteur, een nieuw idee over supergeleiders.

De mate waarin een materiaal elektriciteit geleidt, hangt niet alleen af van de chemische samenstelling ervan, maar ook van de fysieke structuur. Volgens Allans theorie zou je een materiaal supergeleidender kunnen maken, als je er op precies de goede afstand allemaal piepkleine gaatjes in schiet. Het zou zelfs kunnen dat sommige materialen waarvan we al weten dat het goede supergeleiders zijn, zo goed zijn omdat ze van zichzelf al een gaatjesstructuur hebben, opperen de natuurkundigen.

Als de truc echt werkt, valt er ook echt wat te winnen. Superkoelen kost veel energie, dus als een MRI-scanner ook maar een graden warmer kan werken, is de besparing al groot.

Zetmeel-archeologie

Zetmeel uit eten laat sporen na: in tandsteen bijvoorbeeld, of op kookgerei. Archeologen onderzoeken die sporen, in de hoop iets te kunnen zeggen over wat en hoe onze voorouders aten.

Het probleem is dat niet alleen mensen zetmeel eten: bacteriën lusten het ook. Bijvoorbeeld de bacteriën in de grond waarin je tanden en kookpotten lagen. Een groep Duitse archeologen beschrijft samen met de Leidse Amanda Henry een serie proefjes met zetmeelvertering, in het Journal of Archaeological Science.

De onderzoekers maakten een kweekje van bodembacteriën, en voegden daar vier soorten zetmeel aan toe. Die worden niet even snel afgebroken, zo bleek: aardappelzetmeel bleek bijvoorbeeld resistenter dan de andere drie. Dat betekent dus ook dat het moeilijker is om conclusies te trekken over een eetpatroon, op basis van de zetmeelresten die je opgraaft.