Cultuur
Altijd dienstbare ploetermoeders
De echtgenotes van Johan en Cornelis de Witt waren ‘haast met een halsband aan hun man verbonden.’
donderdag 16 maart 2017

‘Aan het begin van zijn carrière zou Johan de Witt een meisje zwanger gemaakt hebben’, vertelt Jean-Marc van Tol. Dat verhaal dook op, op een pamflet uit 1672, een week na de moord op de gebroeders De Witt. Van Tol is, behalve tekenaar van Fokke & Sukke, historisch letterkundige. ‘Ik heb het nagezocht in de archieven: allemaal onzin.’ Zaterdag spreekt hij op een congres over de vrouwen rond Johan en Cornelis de Witt.

Tijdens het eerste Stadhouderloze Tijdperk (1650-1672) was Johan de Witt negentien jaar raadpensionaris, de belangrijkste ambtenaar, van Holland. ‘Slechts een van de Zeven Verenigde Nederlanden, maar wel de invloedrijkste’, zegt historicus Luc Panhuysen, die ook op het symposium spreekt. Kort nadat er met Willem III in 1672 weer een stadhouder was aangesteld, werden de broers vermoord door orangistische schutters. Het schilderij door Jan de Baen van de ondersteboven gehangen en verminkte lijken staat in veel geschiedenisboeken.

Panhuysen behandelt in zijn lezing ‘Tussen First Lady en ploetermoeder’ de echtgenotes van de broers. ‘Wendela Bicker, de vrouw van Johan, en Maria van Berckel, de vrouw van Cornelis, kregen veel kinderen, waarvan een aantal al vroeg overleed. Intussen moesten ze een flink huishouden bestieren. Dat was wat van vrouwen in die tijd verwacht werd: veel kinderen baren en dienstbaar zijn.’

Representatief

Wendela was wat dat laatste betreft wel typischer. ‘Als vrouw van de raadspensionaris had zij een representatieve functie. Niet te slonzig overkomen dus, en geen domme dingen doen. Uit bewaarde brieven blijkt dat ze een beetje onzeker was, over haar onbenullige spelling. Mij viel op dat ze in de loop der jaren beter ging spellen. En er zitten juist heel mooie formuleringen tussen, vooral over haar liefde voor Johan. Maar ze bleef zich haar hele leven excuseren. Ze legde haar echtgenoot ook niets in de weg. Wanneer hij maanden van huis was, schreef ze dat ze hoopte dat hij snel thuis zou zijn, maar vooral dat ze heel trots op hem was.’

Nee, dan Maria van Berckel. ‘Niet alleen heb ik van haar nooit excuses gevonden voor haar schrijfstijl; zij tekende ook meerdere malen protest aan, als Cornelis naar de oorlogsvloot vertrok.’ Toch was er ook bij dit echtpaar sprake van echte liefde, denkt Panhuysen. ‘Cornelis kon nauwelijks staan, door de jicht aan zijn voeten. Zij zorgde ervoor dat er dertien hellebaardiers rond zijn fauteuil op het dek stonden, om hem te beschutten. En ze moffelde ook wel een zalfje voor zijn voeten in zijn bagage. Maar ze stelde wel de gezinsbelangen wat meer voorop.’

Van Tol richt zich in zijn lezing op de vrouwen in het leven van de jonge Johan. ‘Samen maakten de broers een Grand Tour’, vertelt hij. Een reis van twee of drie jaar, die veel jongemannen maakten. ‘Ze gingen naar Frankrijk en ook nog even naar Engeland. Ik vermoed dat daar de eerste ervaringen met vrouwen zijn opgedaan. Dat hoorde er een beetje bij.’

Gracieus

‘Jongeren uit die milieus kwamen elkaar vervolgens tegen bij huwelijksfeesten van anderen’, vertelt Panhuysen. ‘Daar telde niet alleen of iemand gracieus danste, maar ook: wat doet haar vader? Toen Cornelis met Maria trouwde, was nog niet duidelijk hoe belangrijk de rol van zijn familie zou worden. Dat gaf wat meer ruimte voor persoonlijke sympathie. Toen Johan trouwde, was hij al raadpensionaris.’

Van Tol: ‘Johan zou ooit verloofd geweest zijn met Margaretha Tulp. Zij zou de verloving afgebroken hebben, omdat ze verliefd was op Jan Six, met wie ze later trouwde. Geert Mak, die het boek De levens van Jan Six. Een familiegeschiedenis (Atlas Contact, 2016) schreef, gelooft dat niet. Waarschijnlijk bleef het slechts bij een eerste kennismaking. En toen kwam hij Wendela tegen.’

Een gunstigere match voor zijn carrière, maar er was dus ook sprake van liefde. ‘Toen Wendela in 1668 overleed, was Johan verpletterd’, zegt Panhuysen. ‘Zijn betere helft was geamputeerd, zei hij.’

Maria van Berckel overleed pas in 1706. ‘Als getraumatiseerde weduwe moest ze bij de volgende raadspensionaris bedelen om geld, dat Cornelis de staat voorgeschoten had. In de zeventiende eeuw was je haast met een halsband aan je man verbonden. Als hij carrière maakte, nam hij je mee omhoog. Maar als hij viel, sleurde hij je mee.’ 

Marleen van Wesel

Den Haag, Koninklijke Bibliotheek (i.s.m. Huygens Instituut en Vrienden van de Witt). Za 18 maart, 14.00 uur, €10, aanmelden via registratie@vriendenvandewitt.nl