Cultuur
We zijn zelf maar gaan zoeken
Mare-fotograaf Taco van der Eb zocht in de jungle van Papoea Nieuw-Guinea naar vluchtelingen en verzetsstrijders uit West-Papoea.
donderdag 16 februari 2017
De strijders droegen bladeren als camouflage en gebruikten zelfgemaakte wapens. © Taco van der Eb

‘Ik wilde wapens zien’, zegt Mare-fotograaf Taco van der Eb. Een bevriende juriste, Szilvia Csevár, vroeg hem mee te gaan naar Papoea Nieuw-Guinea. ‘Zij werkt voor een organisatie, de International Lawyers for West Papua, die het opneemt voor de bevolking van West-Papoea. We wilden zelf zien hoe de situatie was.’ Onder de vluchtelingen zitten veel oud-verzetsstrijders.

Zo belandden Csevár en Van der Eb in de bush op zoek naar strijders. De foto’s die hij van ze maakte, hangen nu op de expositie Toxic Forests… Troubling Waters, in de Haagse Hogeschool.

Van der Eb: ‘De bedoeling was: met een rugzak de jungle in, op zoek naar nederzettingen waar die vluchtelingen zitten. Ik had twee rugzakken mee met materiaal – een op mijn rug, en een op mijn buik. Dat was geen feest in die hitte.’

Terroristen

Het is een vergeten conflict, maar in West-Papoea woedt al sinds 1963 een burgeroorlog tussen de Indonesische regering en de oorspronkelijke bewoners, die strijden voor onafhankelijkheid. In West-Papoea maakt het Indonesische leger de dienst uit. Zij zien verzetsstrijders als terroristen. Zelfs demonstreren is strafbaar. Ruim tienduizend vluchtelingen staken door de jungle de grens over naar wel onafhankelijke Papoea Nieuw-Guinea.

Daar leven de meesten als illegalen, soms al tientallen jaren lang. Sommigen wonen er al dertig jaar en zijn dus gesetteld.’ Ze hebben kinderen gekregen, soms zelfs kleinkinderen. Ze wonen in dorpen en vluchtelingenkampen naast de oorspronkelijke bewoners, en in redelijke harmonie, zegt Van der Eb. ‘Maar toch willen ze nog steeds terug naar hun eigen land.’

Soms moeten ze hun dorpen verdedigen tegen invallen van Indonesische groepen, die 25 kilometer de grens over mogen - een gedoogbeleid van Papoea Nieuw-Guinea.

Speren

Uiteindelijk mocht de fotograaf een militaire training bijwonen. ‘Daar leren ze schieten, sluipen, dat soort dingen. En ze doen rollenspellen. Dan speelt de ene groep het Indonesische leger, en de andere het verzet. En dan wisselen ze.’ De strijders droegen bladeren als camouflage en gebruikten zelfgemaakte wapens. Geweren, maar ook speren en bogen.

‘Vrouwen vechten net zo hard mee als de mannen. Dat zie je wel vaker bij dit soort verzetsgroepen.’ Vooraf had hij fixers geregeld. ‘Via een jongen van wie de vader in de oorlog werd gedood. Hij heeft contacten met oud-commandanten, die weer contact hebben met de huidige leiders in de jungle.’

Maar aangekomen waren de fixers alleen nogal terughoudend. ‘Ze wilden nergens heen. Alles was te onveilig, dus na een week hadden we nog niks gedaan. Toen zijn we zelf maar gaan zoeken.’

Met z’n tweeën trokken ze, eerst in een pick-up, en toen met een kano over de modderrivieren, en te voet door de jungle. Ze kwamen in een dorpje terecht waar ze konden overnachten in het gebouw van een missiepost. Daarna moesten ze de jungle in, maar het eten was op. Het enige winkeltje in het dorp verkocht weinig. ‘We hebben dagenlang instant noedels met kipsmaak gegeten.’ Ze belandden in een nederzetting van vluchtelingen. Daar bleven ze vijf dagen. ‘We legden uit wat we kwamen doen. En het hele dorp heeft er samen over vergaderd: tachtig man, honden, kinderen, iedereen erbij.’

Giftig

Vervuiling maakt het leven in de omgeving zwaar, zowel voor vluchtelingen als oorspronkelijke inwoners. Hij maakte een foto van een jongen die bij de rivier een vis vangt. ‘De mijnen vervuilen de rivier. Ze kunnen de vis niet eten, en geen groenten verbouwen. Het eten uit de bomen is ook giftig. Het is zo’n bijzondere jungle, maar het wordt helemaal verpest. De oorspronkelijke bewoners krijgen weliswaar een vergoeding van de bedrijven, maar ja: ondertussen eten ze wel gif.’ Om de honger tegen te gaan, kauwen ze op betel nuts, of arecanoten, die een licht hallucinogeen effect hebben. ‘Je krijgt er knalrode tanden van. Maar je voelt dan in ieder geval even geen honger.’

Een paar dagen later maakten Van der Eb en Csevár nog een reis: naar een gemeenschap van wie hun eiland langzaam verdwijnt door klimaatverandering. ‘Ik wilde twee verhalen maken’, zegt hij. ‘En toen las ik dat er eilanden dreigen weg te zakken.Ze gingen naar de Solomoneilanden, ten oosten van Papua. Naar een eiland dat de stijgende zeespiegel stukje bij beetje wegspoelt. 

‘We hebben tachtig kilometer met een speedbootje op open zee afgelegd om er te komen. Toen we aankwamen en uitlegden wat we kwamen doen, werd ook hier weer door het hele dorp vergaderd. We moesten een deel van onze benzine geven voor de generator, zodat ze een lamp aan konden zetten.’

Schade

Op het eiland ontmoette hij een man die een stenen muur bouwde als bescherming tegen de zee. Omdat hij te oud werd om stenen te sjouwen, vroeg hij andere bewoners hun afval er bij te leggen om zo de muur op te hogen. En ze planten mangrovebomen, in de hoop dat de wortels het zand vasthouden.‘Ik vraag me af of dat gaat helpen. Tegen de tijd dat die bomen gegroeid zijn is er al zoveel meer schade. Ik weet dat er in dat gebied eilanden zijn die bijna helemaal overspoeld zijn.’

Van de vluchtelingen bij de grens – hij mag niet precies zeggen waar - kreeg hij nog een bericht. Van een van hen leest Van der Eb een mailtje voor. ‘Every day the villagers thank God for guiding you to us.

En hoe voelt het om een goddelijke boodschapper te zijn?

‘Een beetje onwennig, maar die last moet ik dan maar dragen. Maar zo’n berichtje vind ik wel bijzonder. Het doel is bewustzijn creëren. Deze mensen zitten direct in de problemen. Maar je moet wel heel duidelijk maken dat het feit dat je hun problemen onder de aandacht brengt, niet betekent dat er de volgende dag hulpschepen aan komen varen.’ AK

Taco van der Eb

Expo Room, Haagse Hogeschool, Johanna Westerdijkplein 75, Den Haag