Achtergrond
Zij tellen niet meer mee
Als kind ontvluchtte Oshank Hashemi Afghanistan. Nu doet hij onderzoek naar gastarbeiders in Rusland.
Marleen van Wesel
donderdag 9 februari 2017
Een gastarbeider uit Oezbekistan wast zijn voeten, in Sint-Petersburg. ‘Niemand geeft deze mensen een stem’, zegt onderzoeker Oshank Hashemi. © Dmitrij Leltschuk/Hollandse Hoogte

‘Van andere migranten hoor ik soms dat ook zij hun aankomstdatum nooit vergeten. Bij mij was het 16 november 1998, met het vliegtuig op Schiphol, in mijn eentje. Ik was elf jaar’, vertelt Oshank Hashemi (29). Vorige week won hij de Peter Baehr-prijs van de Stichting voor Vluchteling-Studenten UAF, voor zijn promotievoorstel.

‘Ik kom uit Afghanistan, uit Kabul om precies te zijn. Mijn ouders wisten al langer dat ze wilden vertrekken, maar het werd steeds uitgesteld.’ Halverwege de jaren negentig hadden de streng-islamitische Taliban grote delen van Afghanistan veroverd. ‘Mijn vader was communist. Uiteindelijk kregen mijn ouders de status van politiek vluchteling. Ik zou samen met mijn moeder en zusjes vluchten, maar onderweg moest ik alleen verder. Het duurde een tijd voor mijn moeder en zusjes de reis konden voortzetten. Ik kreeg in Nederland intussen de status van ama, alleenstaande minderjarige asielzoeker. Toen mijn moeder eindelijk in een Nederlands asielzoekerscentrum belandde, zat ik al bij een pleeggezin. Door allerlei bureaucratie duurde het even voor we weer bij elkaar waren.’ Tegenwoordig wonen zijn ouders in Engeland. ‘Maar vooral mijn zusjes zijn helemaal vernederlandst.’

Op de middelbare school raakte hij gefascineerd door Ayaan Hirsi Ali, destijds islam-kritisch VVD-Kamerlid, afkomstig uit Somalië. ‘In een van haar boeken las ik over het UAF. Zo kwam ik op het idee om er zelf aan te kloppen. Zij regelden bijvoorbeeld studiefinanciering voor me. Ik ben het UAF echt eeuwig dankbaar. Zelfs als je situatie uitzichtloos is, als je in een azc zit, als niks lijkt te lukken, is er nog van alles mogelijk.’

Vorig jaar studeerde hij cum laude af bij Russische en Euraziatische studies in Leiden. Nu wil hij promotieonderzoek gaan doen, ook met steun van het UAF. Bij de Baehr-prijs hoort namelijk een geldbedrag van tienduizend euro. ‘Ik ga de beeldvorming van gastarbeiders in Rusland onderzoeken. In aanloop naar de parlementaire verkiezingen van afgelopen herfst, zat ik Russische kranten te lezen. Het ging vaak over immigranten, bijvoorbeeld dat gastarbeiders verantwoordelijk zouden zijn voor 75 procent van alle verkrachtingen. Ik vroeg me af of dat überhaupt wel kón kloppen.

‘In Rusland wonen veel illegalen, vaak onder erbarmelijke omstandigheden. Er staan afschuwelijke dingen over hen in de kranten, maar niemand geeft die mensen zelf een stem. Het erge is: ik ken best wat Russen. Als ik hen naar deze mensen vraag, reageren ze: ze zijn vies en ze verpesten alles. Terwijl ze het allerzwaarste werk doen. Niemand heeft iets positiefs over gastarbeiders te zeggen, hoewel er toch enig contact is. Als Russen iemand nodig hebben voor een klusje, weten ze hen wel te vinden. Maar ze bekommeren zich niet om hun rechten, hun gezondheid of hun kinderen. Die gaan meestal niet naar school. In Nederland is er tenminste nog zoiets als een verblijfstatus. In Rusland heeft elke stad zo’n beetje een eigen variant daarop, die vaak niet al te veel inhoudt.’

Otto Boele, universitair hoofddocent Russisch in Leiden, bracht hem op het idee om te focussen op de beeldvorming in onafhankelijke films en documentaires.

‘Daarin worden de leefomstandigheden van gastarbeiders getoond. Veel van hen komen uit Centraal-Azië, ze werken tien tot twaalf uur per dag, voor lage lonen of soms helemaal niets, ze wonen gerust met tien man op een kamer.’ Hij wil ook zelf naar Moskou reizen voor zijn onderzoek. ‘Ik wil met mijn eigen ogen zien hoe het met deze mensen gaat. Zo kan het een casestudie worden. Als je in Rusland bent, kom je hen sowieso tegen. Voor mijn masterscriptie ging ik vaak naar de Staatsbibliotheek van Moskou. Dan nam ik de taxi. Werkelijk elke taxichauffeur komt uit Centraal-Azië. Soms spraken we met elkaar. Ze waren heel negatief. Ooit hoorden ze erbij, samen met de Russen hadden ze het land opgebouwd, maar nu telden ze niet meer mee.’

Die scriptie ging trouwens nog over iets heel anders. ‘De symbolistische literatuurkritiek (mythevorming) van Nikolaj Gogol aan het begin van de twintigste eeuw, was de titel. Ik ging Russisch studeren omdat ik op school graag Dostojevski las.

‘Dat ik nu zo’n maatschappijkritisch onderzoek ga doen, had ik niet achter mezelf gezocht. Het liefst blijf ik wel in de wetenschap. Onderzoek is toch wat minder emotioneel.’