Achtergrond
Pok
Om fossielen te zoeken hoef je echt niet naar een verlaten steengroeve. Leiden ligt vol paleontologische schatten, ontdekt Norbert Peeters. ‘Elke tegel is een videoframe; een bevroren beeld van een tropische zee die wemelt van het leven.’. Jarenlang zocht ik samen met mijn collega’s en studenten de beschutting op van de nis voor de ingang van Plexus Studentencentrum. Tijdens openingstijden zie je elke vijf minuten een wisseling van de wacht op dit kleine kalkstenen platje. Terwijl ik op mijn beurt kringeltjes rook uitblaas en van mijn koffie nip, dwaalt mijn blik naar het tegelvloertje waarop ik sta. Eén van de tegelstenen lijkt beklad met een vlek die iets weg heeft van een Keith Haring-poppetje. Over de jaren is de vlek nooit verdwenen, enkel van kleur verschoten door de vele liters gemorste koffie.Maar pas na het lezen van Kijk waar je loopt! Over stadspaleontologie van bijzonder hoogleraar vertebratenpaleontologie Jelle Reumer, besef ik dat deze vreemde vlek in werkelijkheid een ‘wolfspoot’ is: een zeer zeldzaam fossiel van de bekerspons (Asteractinella).
donderdag 26 januari 2017
© Gees Voorhees

De koffiebekerspons van Plexus is een bijzondere vondst. Hoewel in latere geologische tijdperken bekersponsen veel geziene fossielen zijn, is er maar één andere wolfspoot in kalksteen bekend in een Nederlandse stad (om precies te zijn in de stoep voor het pand Lange Nieuwstraat 56 in Utrecht).

Maar Reumer bespreekt ook stadsfossielen die je in vrijwel elke straat terugvindt. Voor een fossielenjacht hoef je helemaal niet af te reizen naar afgelegen steengroeves; de stad blijkt zelf een paleontologisch openluchtmuseum. Naast baksteen, beton, glas en metaal wordt er ook volop natuursteen gebruikt in steden. In deze stenen kan een overvloed aan fossiel leven zitten. Zodra je er oog voor krijgt, zie je hoe deze versteende flora en fauna nu de bouwstenen vormen van de stad. Zie het als de paleontologische versie van Pokémon Go. Reumers boek kan daarbij uitstekend dienen als Pokédex.

Arduin

Zo kom je er al snel achter dat de tegels in de nis van Plexus zijn gemaakt van een veelgebruikte natuursteen, bekend onder de verschillende aliassen ‘arduin’, ‘blauwe hardsteen’, ‘kolenkalksteen’ of ‘petit granit’. De laatste benaming is echter misleidend: graniet is een stollingsgesteente waarin je geen fossielen aantreft. Arduin daarentegen is een zogeheten afzettingsgesteente: een versteende zeebodem die stamt uit het late Devoon (383 tot 359 miljoen jaar geleden) en het vroege Carboon (359 tot 331 miljoen jaar geleden).

In de Nederlandse steden, vooral in historische stadscentra, vind je veel, héél véél arduin. In het centrum van Leiden zie je het terug in bijna iedere straat in de vloertegels, vensterbanken, deurdrempels en sierelementen. Het meeste Leidse arduin is gewonnen in de steengroeves van de Belgische Ardennen.

In feite vormt elke tegel arduin een videoframe; een bevroren beeld van een ondiepe tropische zee die wemelt van het leven. Vooral organismen met een kalkschaal of schelp zijn goed bewaard gebleven. Waar het in de nis van Plexus bij een aantal snapshots blijft, vind je in en rondom het Academiegebouw een heuse filmspoel van het vroegere leven in de Arduinzee. In de beeldengalerij en de garderobe zie je een gepolijste dwarsdoorsnede van de zeebodem met duizenden fraaie fossiele resten van brachiopoden, zeelelies en kolonies van koralen en poliepen. Op één van de buitenvensterbanken van het voormalige klooster, krijg je een boven- zij aanblik van een stuk koraal. Van de zijkant zie je de parallel lopende buisjes van het gefossiliseerde kalkskelet en van bovenaf de structuur van een honingraat.

Oudheden

Voor wie er oog voor heeft, stikt het in de Nederlandse binnensteden van de prachtige fossielen. Euromuntjes zijn moeilijker te vinden.

Aan het Rapenburg huizen nog meer schatten uit het Carboon. Schuin tegenover het Academiegebouw vind je nog een aantal zeldzame fossielen. In de arduinstenen die het Rijksmuseum van Oudheden omgorden vind je witte omlijning van twee schelpen (gevuld met kwartskristal). Toen ik een foto op Twitter plaatste, determineerde Reumer ze direct als toebehorend aan een inmiddels uitgestorven groep dieren: Rostroconchen.

Deze scharnierloze tweekleppigen leefden waarschijnlijk half ingegraven in het sediment van de zeebodem waar zij voedseldeeltjes filterden uit het water. Vorig jaar schreef Naturalis-onderzoeker Steve Donovan zelfs een publicatie over deze Leidse stadsfossielen in het Swiss Journal of Palaeontology.

UB-inktvis

De grootste concentratie gefossiliseerd leven tref je aan in de universiteitsbibliotheek. Daarmee doel ik niet op de onderzoekers die verstild stoffige folianten bestuderen, maar op de vloertegels die afkomstig zijn uit een streek in Beieren die bekend staat als het Fränkischer Jura.

Reumer schrijft dat dit beige Beierse kalksteen behoort tot de geologische Treuchtlingen-formatie stammend uit het Late Jura. De ouderdom is circa 157 tot 152 miljoen jaar. Ook hier kijken we naar een indrukwekkende dwarsdoorsnede van sediment uit een tropische zee.

Terwijl je telefonerend over de gangen ijsbeerde, is je oog vast wel eens gevallen op de ammonieten in deze tegels. Deze schelpen lopen in een spiraal die opgedeeld is in steeds kleinere compartimenten.

Bij een mooi aangesneden exemplaar zie je duidelijk de dwarsschotten (septa) die de schelp in kamers verdelen. Ook zie je hier dat elke kamer doorboord is met een buis (sipho) die de afzonderlijke kamers met elkaar verbindt. Via deze buis kan het weekdier de water- en gasvulling van de kamers reguleren en daarmee zijn drijfvermogen, een beetje zoals een duikboot.

Werpspeer

Op de vloeren van de universiteitsbibliotheek zie je soms nog een andere inktvisachtige: de Belemniet. Hoewel dit fossiel op het eerste oog meer weg heeft van een zwarte rubberveeg, zie je eigenlijk de gefossiliseerde inwendige schaal (rostrum) van deze tienarmige inktvis. Dit kenmerk ligt ook besloten in de naam van het fossiel: het Griekse woord ‘belemnon’ betekent ‘werpspeer’.

In tegenstelling tot zeeslakken bewogen ammonieten en belemnieten pijlsnel door het water. Evenals de pijlinktvis - die wij vooral in gefrituurde vorm herkennen als calamares a la romana- beschikten beide soorten over een spuittrechter (hyponoom) waarmee zij een krachtige waterstraal produceren. Dit maakte beide weekdieren tot geduchte roofdieren van de Jura-zee. Zelf vielen deze weekdieren ten prooi aan nog grotere rovers: de mosasaurus en ichtyosaurus.

Deze korte paleontologische verkenning van de Leidse binnenstad laat zien dat Leiden een ongekende Fundgrube voor fossielen is. En er zijn nog talloze andere vondstplekken: van de muren van het Museum Volkenkunde Museum en het Kamerlingh Onnes Gebouw tot de sokkel van burgemeester Van de Werf en vloer van de Pieterskerk.

Hoewel er in de binnenstad geen beitel en hamer aan te pas mag komen, kun je vele fossielen op de gevoelige plaat vastleggen. Voor de student met enige fascinatie voor fossielen is deze paleontologische variant op Pokémon Go leuker en leerzamer dan het verzamelen van de digitale fantasiedieren. Het enige wat je nodig hebt is een euromunt (voor de schaal) en een smartphone. Neem ze mee, en ga op fossielenjacht!

Jelle Reumer, Kijk waar je loopt! Over stadspaleontologie. Historische Uitgeverij Groningen,

144 pgs. € 18,50

Norbert Peeters studeerde filosofie en archeologie in Leiden. Vorig jaar verscheen zijn boek Botanische Revolutie, De plantenleer van Charles Darwin. KNNV Uitgeverij. 336 pgs. € 24,95