Achtergrond
De Hofstadgroep ontleed
Terrorisme-onderzoeker Bart Schuurman kreeg inzage in het volledige politiedossier over de Hofstadgroep en sprak met zes leden. ‘Het ging naast radicale ideeën, ook over voetbal, lekker kletsen, mannen onder elkaar.’
Anoushka Kloosterman
donderdag 19 januari 2017
Het schilderij 'The Neighbour' (2005, olieverf op doek, 89,5 x 100 cm) van de Zuid-Afrikaanse kunstenares Marlene Dumas, met daarop Mohammed B., het bekendste lid van de Hofstadgroep. © Stedelijk Museum

‘Ik had afgesproken op Amsterdam Centraal. Maar toen dacht ik: waar moeten we straks eigenlijk heen? Een café? Maar hij is moslim, en daar wordt alcohol geschonken. Is dat niet respectloos?

'Uiteindelijk koos ik in mijn onervarenheid voor Burger King. Die heeft natuurlijk wel varkensvlees, maar hij vond het goed. Daar zit je dan iemand uit te horen over terrorisme en de moord op Theo van Gogh. Dan vraag je je wel even af of mensen meeluisteren.’

Bart Schuurman deed onderzoek naar de Hofstadgroep, waarop hij volgende week hoopt te promoveren. Als onderzoeker voor het Institute of Security en Global Affairs (ISGA) kreeg hij al eerder toegang tot het politiedossier over deze radicale groep moslims.

‘Dat was zoveel informatie, daar wilde ik een proefschrift over schrijven.’ Het duurde een jaar voordat hij van het Openbaar Ministerie toestemming kreeg. ‘En alleen onder strenge voorwaarden: alles in het onderzoek is anoniem. En over opsporingsmethodes mag natuurlijk ook niks naar buiten komen.’ Wetenschappelijk gezien is het een tekortkoming, zegt hij. ‘Als jij mij vraagt naar mijn bron, kan ik die niet zomaar met je delen. Dan moet je zelf zo’n verzoek indienen om erbij te komen. Ik heb wel, waar mogelijk, openbare bronnen erbij gezet om dit te ondervangen.’

En hij zocht contact met oud-leden van de Hofstadgroep. Maandenlang was hij bezig om mensen te vinden. ‘De meesten reageerden niet, of zeiden meteen nee. Ik heb zelfs een oom aan de telefoon gehad, die vroeg of ik alsjeblieft zijn neefje niet meer wilde lastigvallen. Het ging net iets beter met zijn radicale ideeën. Uiteindelijk heb ik zes mensen kunnen spreken. Eentje had via via gehoord dat ik op zoek was naar mensen. Hij zei: “Niemand gaat jou helpen. Maar dat vind ik wel zielig voor je, dus ik praat wel met je.”’

Waarom wordt iemand jihadist? Schuurman: ‘We denken al snel dat het vooral te maken heeft met ideeën en geloofsovertuigingen. Maar de redenen voor mensen om mee te doen zijn heel divers.’

De man in de Burger King had aanvankelijk geen radicale ideeën toen hij bij de Hofstadgroep terechtkwam. Het contact kwam deels door toeval tot stand.

‘Hij moest stagelopen voor zijn opleiding, maar hij werd nergens aangenomen. Voor zijn gevoel lag dat aan “die Hollanders” die hem niet wilden vanwege zijn Marokkaanse achtergrond. Dat maakte hem niet meteen radicaal, maar het had vooral praktische gevolgen: hij had geen stage, en had dus niks te doen. Toen hij uit verveling vaker in de moskee bleef hangen, ontmoette hij iemand die hem in contact bracht met de Hofstadgroep.

‘Zij omarmden hem alsof hij al hun hele leven hun beste vriend was. En het was gewoon heel gezellig, vertelde hij. Het ging, naast radicale dingen, ook over voetbal, lekker kletsen, mannen onder elkaar. En dat vond hij fantastisch, die nieuwe vrienden. Net als iedereen dat zou vinden.

‘Hij zat daar voor de vriendschap, en bleef terugkomen voor het warme bad van de groep. Het waren zijn nieuwe vrienden, en die waren wel radicaal, maar ach. Gaandeweg begint hij er zelf in te rollen. Hij is uiteindelijk gearresteerd voor voorbereiding van terroristische misdrijven.’

Wat trok hem over de streep om toch geweld te willen plegen? ‘Het eerste was een propagandavideo waarin Israëlische soldaten een Palestijnse vrouw mishandelen, die sprekend op zijn moeder leek. Dat maakte het heel persoonlijk, alsof hij een klap in zijn gezicht kreeg. Verder vond hij de moord op Van Gogh vreselijk inspirerend. Hier was iemand, een goede vriend, die niet alleen lulde over wat een “echte gelovige” moest doen, maar het ook liet zien.

‘Verder was er de groepsdruk: er werd veel gepraat over aanslagen, vooral door de harde kern van een man of tien. Dat was ook grootspraak. Maar na de aanslag op Van Gogh konden zij niet opeens zeggen: tja, dat meende ik niet echt. Toen ervoeren degenen die zich voor geweld hadden uitgesproken druk om óók iets te gaan doen.’

Natuurlijk speelde het gedachtegoed een belangrijk rol, zegt hij. ‘Maar door uitsluitend naar ideeën te kijken als we het over radicalisering hebben, verliezen we oog voor andere factoren. Heel veel ligt besloten in de groep zelf: de dynamiek, hechte vriendschappen en identiteit. Ze zíjn nu iemand, en hebben het idee dat ze bijdragen aan iets groters dan zijzelf. Dat heeft een heel sterke aantrekkingskracht.’

Tegelijkertijd waren er ook afhakers. ‘Leden namen elkaar steeds de maat. Is je baard wel lang genoeg? Verketter je die persoon uit de geloofsgemeenschap wel? De Hofstadgroep werd zo een beetje sekte-achtig. Sommige leden stopten daarom. Een man was het op gegeven moment helemaal zat, dat geouwehoer over zijn baard.’ Gevolg: ‘De meest radicale leden bleven over.’

Dat ze uiteindelijk, vergeleken met andere terroristische organisaties, weinig geweld konden plegen, komt doordat het geen echt georganiseerde eenheid was. ‘Het was heel diffuus, er waren eigenlijk geen mensen die echt de leiding namen.’ Eigenlijk, geeft hij toe, was het een beetje amateuristisch. ‘Bijvoorbeeld wanneer ze de verkeerde soort kunstmest kopen om een bom te maken. Daar kun je lacherig over doen, maar ze hebben wel een gruwelijke moord gepleegd. En dit is het soort mensen dat nu naar Syrië of Irak afreist. Op plekken waar ze het wél kunnen leren, kunnen ze veel meer schade aanrichten.’

Het frustreerde hem dat zelfs bij zo’n kleine organisatie de motivatie per persoon zo verschilde. Dat maakte het moeilijk om te generaliseren over hoe en waarom deelname tot stand komt. Hij hoopt dat zijn proefschrift leidt tot meer onderzoek. ‘We hebben veel theorieën over deelname aan terrorisme, maar te weinig goede bronnen. Het blijven aannames. Willen we verder in dit vak, dan moeten we geen nieuwe verklaringen bedenken, maar de huidige heel grondig toetsen aan interviews, politie-informatie, veldwerk. Anders spreken we over tien jaar nog steeds over mogelijke verklaringen in plaats van over empirisch getoetste theorieën.’

Bart Schuurman, Becoming a European homegrown jihadist: A multilevel analysis of involvement in the Dutch Hofstadgroup, 2002-2005. Promotie is 26 januari

‘Mohammed B. was de enige die van woorden naar daden ging’

De Hofstadgroep was een groep radicale moslims. Het bekendste lid was Mohammed B., die op 2 november 2004 filmmaker Theo van Gogh vermoordde, nadat die zich kritisch had uitgelaten over de islam. B. schoot hem van zijn fiets, sneed zijn keel door en spietste een brief in zijn borst waarin hij politica Ayaan Hirsi Ali bedreigde.
Na de moord op Van Gogh werden de overige vermeende deelnemers aan de Hofstadgroep opgepakt. Bij hun arrestatie in het Haagse Laakkwartier, op 10 november 2004 gooiden Ismail A. en Jason W. een handgranaat naar de politie. Zij hadden een jaar eerder al vier dagen vastgezeten op verdenking van het plannen van een aanslag. In die zaak werd alleen Samir A. vervolgd, ook al had hij een verkeerde soort kunstmest gekocht, die niet kon ontploffen. Hij kwam in 2005 alsnog vrij wegens gebrek aan bewijs.
Uiteindelijk was Mohammed B. de enige die daadwerkelijk een aanslag pleegde. Hij was ook de enige die een verleden had met geweld, zegt Schuurman. ‘Blijkbaar – en dit vind ik heel positief- is het heel moeilijk om een ander iets aan te doen. Tenzij je psychopathisch bent, moet je leren iemand anders pijn te doen, laat staan te doden. Dus als je ervaring hebt met geweldgebruik, ligt de drempel om het nog een keer te doen lager. Dat is één van de redenen waarom Mohammed B. de enige was die van woorden naar daden ging.’