Achtergrond
Je verliest wat, je wint wat
Decaan en hoogleraar geschiedenis Wim van den Doel verlaat Leiden en treedt toe tot het bestuur vande Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek. ‘We zijn geen zorgenkindje meer.’
Marleen van Wesel
woensdag 14 december 2016
Wim van den Doel: ‘Ik ben gevraagd en ik heb het gedaan. Boeken schrijven komt vast nog wel een keertje.’ © Marc de Haan

‘Ik kan niet even aan een voorganger vragen: hoe deed jij dat, op maandag? Het wordt een totaal nieuwe baan. Ik ga het gewoon doen en dan zien we wel. Ik hoop nog twee dagen in de week in Leiden te kunnen blijven’, zegt Wim van den Doel, afzwaaiend decaan van de faculteit Geesteswetenschappen.

Per 1 januari treedt hij toe tot de raad van bestuur van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). Hij blijft hier wel hoogleraar algemene geschiedenis. NWO financiert een groot deel van het onderzoek in Nederland: jaarlijks wordt 650 miljoen euro verdeeld over zo’n 5.800 onderzoeksprojecten. NWO is bezig met een grondige herstructurering, met onder meer een nieuwe verdeling in wetenschappelijke domeinen. Ook komt er een geheel nieuwe raad van bestuur. Van den Doel: ‘Met mijn collega’s word ik verantwoordelijk voor NWO als geheel. Tevens word ik voorzitter van het domein sociale en geesteswetenschappen.’

Voor grote veranderingen deinsde hij ook al niet terug, toen hij in oktober 2007 aan de slag ging als interim-decaan van de faculteit Letteren. ‘Paul van der Heijden (voorganger van rector magnificus Carel Stolker, red.) vroeg mij of ik binnen 24 uur decaan wilde zijn. Uiteindelijk begon ik na het weekend, zodat mijn voorganger nog zijn kamer kon ontruimen. Het was een bijzondere toestand.’

De vorige decaan had zijn plan voor herinrichting van de faculteit zien stranden in de faculteitsraad. Van den Doels missie was om een betere versie er wel door te krijgen. Binnen een jaar fuseerde Letteren samen met de kleine faculteiten Wijsbegeerte, Kunsten en Godsdienstwetenschappen tot de Faculteit der Geesteswetenschappen, waarvan Van den Doel decaan werd.

‘Er waren financiële problemen, er moest meer dan vier miljoen worden bezuinigd, maar ook organisatorische. De 26 opleidingen waren allemaal min of meer zelfstandige eenheden: het eilandenrijk aan de Witte Singel. Er werd wel veel gesproken over vernieuwen, maar nu moest er écht wat gebeuren: herstructureren, bezuinigen en vernieuwen.’

Onder Van den Doel werden in de loop der jaren kleine opleidingen als Egyptologie, Assyriologie, Godgeleerdheid en Hebreeuwse en Joodse studies, ingebed in grotere. Frans, Italiaans en Duits bleven na protesten uit de universiteit en door belemmerende regelgeving uit Den Haag, wel zelfstandig. ‘In de opleiding Midden-Oostenstudies leren sommige studenten tegenwoordig minder Arabisch dan vroeger, omdat de opleiding breder is, maar daardoor wél levensvatbaarder. Assyriologie trok soms twee, soms zelfs nul eerstejaars. Ingebed is het levensvatbaar, belangrijke wetenschappelijke expertise kan behouden blijven. Je verliest wat, en je wint wat.’ Terugkijkend vindt hij de vernieuwingen in het opleidingsaanbod een grote uitdaging. ‘Met de bachelor International Studies zijn we een grote nieuwe opleiding gestart. En in het kader van bredere masteropleidingen hebben we de geesteswetenschappenmaster International Relations geïntroduceerd. Een andere grote uitdaging was het goed laten functioneren van de verschillende geesteswetenschappeninstituten. Dat was nieuw namelijk, en nog steeds een uitdaging. Ook het proces om kleine opleidingen levensvatbaar te houden gaat verder.’

Een faculteit is nooit af, zegt hij, net als een universiteit. ‘De wereld blijft veranderen, maar Geesteswetenschappen staat er goed voor. De laatste jaren was er een stevige groei, naar meer dan 7000 studenten. We worden niet meer gezien als zorgenkindje. We blijven vernieuwen, bijvoorbeeld met de ontwikkeling van de nieuwe bachelor Urban Studies. We doen er wereldwijd toe, we staan hoog in internationale rankings. Maar er komt óók een verhuizing aan. Wat er ook gebeurt met het Lipsius, of met de woningen van de Sleutels, tussen nu en 2025 zullen hier veel bouwvakkers rondlopen. Een teken dat het goed gaat, dat wel. Het college van bestuur steekt geen honderd miljoen euro in een zieltogend geheel.’

Maar de grootste uitdaging voor zijn opvolger, Mark Rutgers: ‘De faculteit goed positioneren voor de Nationale Wetenschapsagenda, zorgen dat we meedoen aan het interdisciplinaire onderzoek rond de grote NWO-thema’s, én de mensen daarvoor meekrijgen. Ik denk dat dat bij Sociale Wetenschappen gemakkelijker is dan bij geesteswetenschappers. Ik weet niet waarom, misschien een kwestie van bewustwording.’

Dat treft: Rutgers, die in de jaren tachtig wijsbegeerte studeerde in Leiden, deed zijn bestuurlijke ervaring vooral op in de Sociale Wetenschappen. Momenteel is hij nog directeur van de Graduate School of Sociale Sciences aan de Universiteit van Amsterdam. Hij begint op 1 maart in Leiden.

Van den Doel is relatief lang decaan geweest. ‘Een mooie baan natuurlijk, maar bovendien: om een faculteit te voorzien van een strategie, moet je volhouden. Een nieuwe kapitein aan het roer kan de koers natuurlijk ook wel vasthouden, maar ik werd door het college van bestuur steeds weer gevraagd.’

Zijn derde termijn van drie jaar zou nog tot september 2017 lopen, maar toen belde NWO. ‘En daarna nog eens. De baan van decaan is nog redelijk hands on. Neem de redding van het NIMAR in Rabat, dat wegbezuinigd zou worden. Met een goed plan en wat lobbywerk werd het een instituut van de Faculteit der Geesteswetenschappen. In de raad van bestuur van NWO zal het om abstractere zaken gaan, vermoed ik. Richting geven aan de Nederlandse wetenschap. Die moet minder verkokerd worden. Bij een onderwerp als vergrijzing horen immers verschillende technische, culturele, medische én sociale vraagstukken.’

Meedenken met Heineken over een nieuw Europa

‘Ik heb het wel naar mijn zin gehad’, zegt Wim van den Doel (1962) over zijn eigen studententijd. In 1987 studeerde hij cum laude af bij geschiedenis. ‘Ik was een serieuze student, die graag zelf op onderzoek ging in de archieven en het fijn vond om daarover te schrijven. Ik werd begeleid door hoogleraren die er ook zo over dachten, zoals Cees Fasseur en Alfons Lammers.’

Even werd hij aangesteld als docent Amerikaanse geschiedenis, voor hij werd opgeroepen voor de dienstplicht. ‘Tijdens mijn dienstplicht heb ik vooral geschreven aan het boek Mei ’40. De strijd op Nederlands grondgebied, vijftig jaar na de Duitse inval. Ik had gesolliciteerd als "reserve officier academisch gevormd" bij de sectie militaire geschiedenis: gewoon een kantoorbaan, maar dan wel in uniform. Er waren ook militairen van het conservatorium die in de kapel speelden en ingenieurs die voor TNO met explosieven werkten.’

In 1994 promoveerde hij bij Cees Fasseur op zijn proefschrift De Stille Macht. Het Europese binnenlands bestuur op Java en Madoera 1808-1942. Intussen verscheen er in 1992 nog een ander boek waaraan hij samen met Henk Wesseling schreef: The United States of Europe (a Eurotopia?), van Alfred H. Heineken. ‘Freddy Heineken was een bijzondere man, met vele interesses. Hij stelde de Heinekenprijzen in, voor wetenschappelijke ideeën die Alfred Nobel over het hoofd zag, maar Nobele Freddy niet.’

Nog altijd rijkt de KNAW die prijs uit, naar voorbeeld van de Nobelprijzen. ‘Zelf had Heineken ook allerlei ideeën, over het ozongat, of over hoe Europa begin jaren negentig beter kon functioneren: met 75 nieuwe landen, waarop wel een soort natie te bouwen was. Dat ontwerp hebben Henk Wesseling en ik gemaakt. Niet om uit te voeren, meer als gedachteoefening. Heineken heeft het naar alle wereldleiders gestuurd en vervolgens kregen we ook brieven terug. Ach, niet het hoogtepunt uit mijn oeuvre.’

Er zouden nog verschillende publicaties over Nederlands-Indië en later over Europa volgen. ‘Na mijn promotie was ik een tijdje half studiecoördinator, half universitair docent. En daarna universitair hoofddocent en uiteindelijk volgde ik Wesseling op als hoogleraar.’

Later werd Van den Doel toch vooral bestuurder. ‘Daar heb ik niet voor gekozen. Ik ben gevraagd en ik heb het gedaan. Het is aan anderen om te zeggen of ik het goed heb gedaan, maar ik heb er wel lol in om ervoor te zorgen dat anderen hun wetenschappelijke werk goed kunnen doen. Mij ontbreekt het daarvoor nu aan tijd. Het komt er vast nog wel een keertje van. Cees Fasseur zei: "Boeken kun je altijd nog schrijven." En inderdaad: na zijn pensioen heeft hij meer geschreven dan ervoor.’