De afgelopen twee maanden heb ik me bezig gehouden met een fenomeen dat Model United Nations (MUN) heet. Bij een Model United Nations-conferentie worden de verschillende werkorganen van de Verenigde Naties gesimuleerd. Studenten vertegenwoordigen als diplomaten een land en proberen na veel debatteren en lobbyen tot een resolutie te komen die de belangen van hun land dient.
Een rollenspel dus. Maar wel eentje waarbij je wordt afgemaakt wanneer je even niet meer weet welke landen het Internationaal Verdrag inzake de Bescherming van Nieuwe Plantenrassen hebben ondertekend.
De Leidse MUN-stichting voorzag mij en negen andere studenten van een intensief voorbereidingstraject met workshops en oefensessies voordat we zouden deelnemen aan de Oxford Model United Nations. Elke week namen we plaats in een ander VN-orgaan. De ene week hielden we ons bezig met het behoud van het Noordpoolgebied, de andere week probeerden we valutaoorlogen een halt toe te roepen.
We werden afgerekend op onze kennis, overtuigingskracht en ons vermogen om elkaar achter de schermen een loer te draaien. Wanneer landen als China en Japan teveel met elkaar optrokken, konden we een uitbrander verwachten. We kregen uitleg over het gemiddelde tijdspad van een conferentie: wanneer Rusland en China moeilijk beginnen te doen, weet je dat je halverwege bent. Al snel veranderden we in een gezelschap dat in afkortingen sprak en elkaar met uitspraken van grote denkers als Nigel Farage en Gary Johnson om de oren sloeg.
MUN-conferenties zijn op sociaal gebied enigszins dubieus. Je werkt een of meerdere dagen intensief samen met mensen die je enkel kent als “Saoedi-Arabië” of “Argentinië.” Je gaat niet lunchen met de mensen die je het aardigst vindt, maar met degenen die toevallig een bondgenoot van jouw land vertegenwoordigen. Je neemt je telefoon op met “hallo, met Zuid-Korea.” Tot mijn schaamte riep ik dwars door een restaurant naar een jongen met wie het goed kon vinden: “Kom je, eh, Marokko?”
Bij aankomst in Oxford werd meteen duidelijk dat dit een heel ander niveau was dan wij tot dan toe gewend waren. Toen de conferentie nog niet eens officieel was begonnen zaten er al groepjes studenten met hun laptops in de lobby van het hostel op gedempte toon te overleggen. Ik had de eer Oekraïne te vertegenwoordigen in het VN-bureau voor Ruimtezaken en werd al snel onaangenaam verrast met het feit dat een op en top Amerikaanse legerofficier-in-opleiding Rusland voor zijn rekening nam.
Toch bleken de niveauverschillen in mijn comité groter dan verwacht. Zo vroeg een Chinese jongen me op dag drie plotseling waar in Afrika Oekraïne nou precies lag. Hij en zijn vriendin bleken Nederland eveneens niet op de kaart te kunnen aanwijzen. Toch moesten we hen bij de discussie blijven betrekken, hun stemmen tellen immers evenveel als die van de alwetende Amerikaan of het Italiaanse meisje voor wie dit haar twaalfde MUN-conferentie was. Net de echte democratie.
Het leuke van Model United Nations is dat je vaardigheden traint die je niet in de collegebanken kunt ontwikkelen. Je wordt niet alleen een gelegenheidsexpert op het gebied van internationaal ruimterecht of diamantwinning in Afrika, maar je leert ook mensen inschatten en creatieve oplossingen bedenken voor allerlei soorten problemen. Je moet binnen no time met een speech van anderhalve minuut kunnen reageren op een belediging of het overlopen van een bondgenoot naar een ander kamp.
En natuurlijk is het af en toe ook behoorlijk komisch. Ik hoorde dat een meisje dat Noord-Korea vertegenwoordigde alleen maar moties heeft ingediend voor “een minuut stilte voor de Grote Leider”. Uiteindelijk is Model United Nations ook gewoon maar LARPen in pak voor politieke nerds.
Marit de Roij is student geschiedenis en Russische Studies