Achtergrond
Ontsnapt uit de hel
Studente Ji Young Lee en cartoonist Sung Kuk Choi vluchtten allebei uit Noord-Korea. ‘Ik ben van jongs af aan gehersenspoeld en had zo Amerikanen vermoord voor Kim Jong Il.’
Anoushka Kloosterman
donderdag 17 november 2016
Foto's Taco van der Eb

Als kind zag Ji Young Lee (29) haar eerste lijk. Ze was negen, hij lag op straat, bedekt door vliegen. ‘Niemand keek ernaar om’, zegt ze. ‘Er lagen toen overal lijken. Op het station, op straat. Mensen stierven van de honger.’ Sung Kuk Choi (36) zit naast haar, en knikt.

Lee en Choi zijn Noord-Koreaanse vluchtelingen. Zes jaar geleden ontsnapten ze, via verschillende routes, naar Zuid-Korea. Lee studeert mensenrechten, en Choi is een bekende cartoonist. Een van de eerste uit Noord-Korea. Hij maakt comics over de cultuurverschillen tussen Noord- en Zuid-Koreanen.

Met de Zuid-Koreaanse non-profitorganisatie National Students Council of NKHR reisden ze afgelopen week door Europa om aandacht te vragen voor de situatie in hun thuisland. Donderdag spraken ze voor een collegezaal vol Leidse studenten en hadden ze nadien nog tijd voor een gesprek met Mare.

Als kind maakten ze allebei de ‘Arduous March’ mee, de hongersnood in het dictatoriale land die – de schattingen lopen nogal uiteen – tussen 250 duizend en 3,5 miljoen Koreanen het leven kostte in de periode van 1994 tot 1998. Economisch wanbeleid, gecombineerd met een reeks overstromingen, periodes van grote droogte en het wegvallen van hulp van de Sovjet-Unie, zorgden ervoor dat de voedselvoorraden opraakten. 

Lee: ‘Mijn moeder was invalide en kon haar benen niet goed gebruiken. Ik was verantwoordelijk voor mijn kleine broertje en zusje. We aten soms gras uit de bergen. Of ik moest stelen, en dan sloegen bewakers me als ik werd gepakt. Maar honger was mijn vijand en mijn enige missie was overleven.’

‘Ze maken complete idioten van mensen’, zegt Choi over de Noord-Koreaans overheid. ‘Mensen waren afhankelijk van het distributiesysteem, en konden geen eigen manieren vinden om voedsel te krijgen. Ze waren gewend afhankelijk te zijn van de rantsoenen van het regime. Eigen markten vormen was illegaal. Zo hielden ze het systeem in stand.

‘Het is nu wel iets veranderd. Ze smokkelen producten uit China en vormen zwarte markten om te overleven. Er is een soort kapitalistische markt gekomen, en daardoor zie je ook meer dingen die daarbij horen, zoals inkomensverschillen. Er is ook meer informatie van de buitenwereld beschikbaar. Dus het is beter dan daarvoor, al staat iedereen nog steeds onder strenge controle.’

De twee kwamen uit andere werelden: Lee werd op het platteland geboren, terwijl Choi naar de kunstacademie ging in de hoofdstad Pyongyang. ‘Een beetje gênant’, bekent hij, ‘maar ik heb me daar naar binnen gekocht. Ik hield niet zo van studeren.’

Hij zat drie keer in de gevangenis, in totaal negen maanden. ‘Voor het verspreiden van Zuid-Koreaanse dvd’s. Ik zat vast tussen verkrachters en dieven, maar ik was daar de grootste crimineel, want ik had informatie uit de buitenwereld verspreid.’

Op het bord van de collegezaal tekent Sung Kuk Choi een vierkant, met in het midden een mannetje op een paal.

‘Zo gaat het in een Noord-Koreaanse cel: de gevangene zit op een betonnen pilaar in het midden. De vloer staat onder water, en het water staat onder stroom. Je kan niet slapen, en als je na drie dagen uitgeput van de pilaar valt, krijg je een stroomschok waardoor je meteen wakker schrikt. Dan zetten ze je weer op de pilaar. Op gegeven moment beken je alles wel.’

Voor Choi kwam de beslissing nadat hij uit Pyongyang werd verbannen naar het platteland. ‘Tussen de hoofdstad en de rest van het land zit een eeuw tijdsverschil. Ik dacht dat we geen belastingen betaalden, maar op het platteland betaalde ik de ene fee na de andere. Iedereen werd ook steeds opnieuw onderwezen over het systeem. Ik klaagde, omdat het zo anders was dan in Pyongyang, maar mensen zeiden dat ik mijn luxeleventje maar moest vergeten.

‘Ik besefte dat er twee wetten waren voor hetzelfde land. Het leven op het platteland was verschrikkelijk zwaar. Er waren drie of vier lagen van controle, je werd continu in de gaten gehouden. Iedereen om me heen speelde een rol, er was geen gemeenschapsgevoel.’

Lee valt hem bij. ‘Pyongyang buit het platteland uit. Híj had dat door omdat zijn leven zo veranderd was. Maar de meeste mensen weten niet dat vluchten een optie is. Dat duurde bij mij ook heel lang.’

Lee werkte als telefoniste voor het ministerie van Staatsveiligheid, tot ze zeven jaar geleden werd ontslagen.’ Ik was enorm trots om bij een van de meest belangrijkste organisaties van het land te werken. Toen kreeg ik opeens een brief dat ik was ontslagen: mijn moeder was Noord-Korea ontvlucht. Ze had soldaten aan de grens met China omgekocht, en hen verteld dat ze alleen voor zaken naar China ging, en daarna weer zou terugkomen. In plaats daarvan ging ze naar een familielid dat al in China was. Met die hulp ging ze naar Zuid-Korea. Dat maakte haar een landverrader. En daarom was ik, als familie, ook schuldig. Ik moest opeens voor iedereen uitkijken, je kan het je niet voorstellen.

‘Ik ben van jongs af aan gehersenspoeld. Zelfs na mijn ontslag vond ik dat ik harder moest werken om de schuld van me af te krijgen. Als er toen oorlog was uitgebroken, had ik Amerikanen vermoord voor Kim Jong Il. De slechte situatie lag namelijk aan hen, dacht ik.’

Rond die tijd, in 2009, devalueerde Noord-Korea de munt, wat hyperinflatie veroorzaakte en daardoor stegen de voedselprijzen. Het geld dat families kregen, 100.000 won per unit, was in één klap niets meer waard. ‘Het was gewoon oud papier geworden. Rijst was honderd keer duurder dan daarvoor. Ik besloot ook te vertrekken. Ik realiseerde dat ik het altijd verkeerd had gezien. Het is moeilijk om een weg te vinden naar het buitenland, maar mijn moeder heeft me geholpen. Ze betaalde alle smokkelaars.

‘Er zijn veel mensen die willen vluchten, dus er komen ook steeds meer smokkelaars om aan die vraag te voldoen. Zij verkopen Noord-Koreaanse vrouwen aan China – daar zijn namelijk veel oude, ongetrouwde mannen die geen vrouw kunnen vinden. Mijn moeder had gelukkig hulp van een familielid, en ik kreeg hulp van mijn moeder.’

Choi vluchtte, maar wil niet zeggen hoe. ‘Want dan breng ik misschien toekomstige vluchtelingen in gevaar.’ Zelf helpt hij nu ook Noord-Koreanen de grens over, zegt hij, terwijl hij Noord-Korea op het bord tekent. ‘Het land ziet eruit als een pistool’, wijst hij. ‘De meeste mensen vluchten via het noorden. Ze gaan door China, naar Laos en dan naar Thailand. In China kan je worden opgepakt en teruggestuurd. En de overheid van Laos wordt soms omgekocht door Noord-Korea. In Thailand bel je dan naar Zuid-Korea, en die raden je dan aan om je door de politie te laten oppakken. Dan sturen ze je namelijk niet terug naar Noord-, maar naar Zuid-Korea. Dit duurt bij elkaar meer dan een maand.

‘Via het zuiden kan ook, dan ga je met een boot vanaf de oostkust. Dan doe je er maar acht uur over, maar het is veel gevaarlijker. Vluchten is ook enorm duur. Veel mensen moeten een schuld aangaan met de smokkelaars, dus je begint al in de min.’

De twee zetten zich nu in voor de rechten van hun landgenoten. Lee wil eerst afstuderen, en Choi probeert informatie het land in te smokkelen, onder andere via grote ballonnen, gevuld met USB-sticks. ‘Documenten over mensenrechten sturen, dat werkt niet. Liefdesverhalen, verhalen over familie, dat soort dingenwerken wel’.

Lee: ‘Zuid-Korea lijkt wel een andere planeet. Ik had contant geld bij me toen ik aankwam. Mij werd aangeraden dat op de bank te zetten. Dan moet je het in een geldautomaat stoppen, maar dat durfde ik niet. Ik dacht dat ik het nooit meer zou terugzien.’

Choi, lachend. ‘Wat naïef!’ Lee: ‘Ik dacht dat ik loyaal moest zijn aan de president van Zuid-Korea. Maar toen ontmoette ik Zuid-Koreanen die kritisch waren over hun eigen regering. Dat is onbegrijpelijk voor Noord-Koreanen. Ik dacht: dan stort het land toch in?’

Choi:‘Weet je wat ik mooi vond? Toen ik voor het eerst naar de wc ging en ik mijn handen moest wassen. Daar waren automatische kranen, die je dus niet open hoeft te draaien. Die had ik nog nooit gezien. Ik stond daar, en ik dacht dat ik de kraan een bevel moest geven. Dus ik zei: ‘Geef me water.’ En dat deed-ie! En er was niemand die er wat over zei.’

.

Een pagina uit het nieuwe boek van Sung Kuk Choi, die comics maakt over de cultuurverschillen tussen Noord- en Zuid-Korea. Hier bezoeken Noord-Koreanen de dokter in Zuid-Korea.

 

Vakje 1: ‘Ik ga julie bloed afnemen. Een voor een binnenkomen alsjeblieft!’
Vakje 2: ‘Bloed? Waarom?’
‘Is het waar wat hij ons daarover heeft verteld?’
Vakje 3: Op het bord: ‘Bruutheid van het Noord-Koreaanse regime’
Vakje 4: Noord-Koreaanse officier: ‘In Zuid-Korea leiden ze je af met mooie vrouwen, en pakken ze je bloed en organen af om die te verkopen!’
Vakje 5: ‘Nee! Dat is alleen wat ze me vroeger zeiden! Ik weet het ook niet!’