Studentenleven
Column: Relatieve tijd
donderdag 10 november 2016

Mijn fiets is nu al een tijdje kapot, enigszins kut.

Lopen gaat zo langzaam en wanneer ik mijn vrienden vraag of ze langskomen, zeuren ze altijd over hoe ver weg ik woon.

Mijn kamer is namelijk gelegen op het Flanorpad. Je weet wel, daar he-le-maal achter het station. Bereikbaar binnen welgeteld één kwartier vanaf elke plek in de binnenstad. Op de fiets.

Albert Einstein, die hier in 1920 bijzonder hoogleraar werd, had het een tijdje geleden al door: tijd is relatief. Volgens zijn relativiteitstheorie zou de tijd langzamer gaan wanneer je dichterbij de snelheid van het licht komt. Heel natuurkundig allemaal, maar relativiteit is op vrijwel alles van toepassing.

Zo kan een uur met een leuk meisje aanvoelen als een minuut, terwijl een minuut lang op een hete kachel zitten makkelijk een uur lijkt te duren.

Als Einstein vandaag de dag door Leiden had gelopen, was de tijd dus vast en zeker aan hem voorbijgevlogen. Er zijn hier namelijk – relatief gezien – veel vrouwelijke studenten, merkte ik op tijdens mijn tocht naar huis, notabene met de benenwagen.

Fietsen zijn er hier overigens ook niet bepaald weinig. In een liedje hoorde ik eens de bewering dat er in Beijing zo’n negen miljoen van die dingen zijn, maar Leiden is dan ook ietsje kleiner dan de Chinese hoofdstad.

Naar huis lopend dwaal ik af naar Beijing. Ik droom weg over hoe het zou zijn om me daar, balancerend op twee wielen, doorheen te manoeuvreren. Langs de tempels, de verboden stad en misschien zelfs nog een stukje over de Chinese muur.

Plots bots ik tegen een lantaarnpaal aan.

Om me heen is weinig oosters te bekennen, behalve dan het groepje mensen dat via de lens van hun camera naar de molen vlakbij centraal station staat te kijken.

Terugdenkend aan Einsteins relativiteitstheorie en kijkend naar de fietsers op de weg naast me, die haast met de snelheid van het licht voorbij razen, krijg ik het idee dat lopen misschien wel de snelste vorm van transport is.

Binnen no-time ben ik niet alleen een retourtje Beijing rijker, ook het station is al in zicht.

Eenmaal aan de andere kant van het spoor, loopt er een wat slordig uitziende man naar me toe met een vragende blik.

Ik stop.

"Fiets kopen?", vraagt hij.

"Nu niet."

Mattijn de Groot is student filosofie