Columns & opinie
Column: Studievaardigheden
donderdag 13 oktober 2016

Om kwart over negen ’s ochtends zit ik in een collegezaal met voornamelijk eerstejaarsstudenten, te oordelen naar het feit dat ze allemaal zijn komen opdagen op dit tijdstip. Het is een van de twee eerstejaarscolleges die ik moet volgen voor mijn minor.

Na het gebruikelijke gepruts met de microfoon legt de docent uit waar hij het de komende weken over gaat hebben en wat hij van zijn studenten verwacht. Ik luister met milde interesse. Dan stelt hij de student-assistent voor, die ergens voorin de zaal zit. ‘Zij zal uitgebreide notities van elk college maken, die online zullen worden gezet.’

Even denk ik nog dat ik het niet helemaal goed heb begrepen. ‘Op die manier hopen we jullie wat beter te ondersteunen met de voorbereidingen voor het tentamen,’ verduidelijkt de docent. Om me heen zie ik studenten verbaasde blikken wisselen. Werden ze niet eens in staat geacht om hun eigen aantekeningen te maken?

Iets soortgelijks gebeurde bij het andere eerstejaarscollege. Daar vertelde de docent dat er elke week een apart tijdstip is vrijgemaakt waarop niet alleen de hoorcolleges en literatuur samen worden doorgenomen, maar men zich ook buigt over vragen als ‘hoe leer je voor een tentamen?’ en ‘hoe vat je een tekst samen?’

Relevante vragen. Voor een brugklasser.

Voor het eerst in tijden dacht ik terug aan soortgelijke colleges die ik zelf had moeten volgen. Dat kostte me nog de nodige moeite. Dit soort colleges staat tussen voedselvergiftiging en mensen voor je horen zingen op je verjaardag in het rijtje van dingen die je zo snel mogelijk probeert te vergeten wanneer ze voorbij zijn.

Ik herinnerde me het ‘mentoraat’ uit mijn eerste jaar. Een college dat zich richtte op het ontgoochelen van studenten die nog de hoop hadden op de universiteit serieus te worden genomen. Er werd ons geleerd hoe je een planning kunt maken. Hoe je naar een tekst moet kijken. En als klap op de vuurpijl werd er een volledig college besteed aan de vraag hoe je dingen kunt onthouden.

Mijn studiegenoten en ik lieten dit alles lijdzaam over ons heen komen. ‘Hebben jullie er wat van opgestoken?’ vroeg de docent na een uiteenzetting van de verschillende manieren waarop je woordjes kunt leren. Het bleef akelig stil. Lukraak wees hij toen maar iemand aan. ‘Jongeman, wat denk jij ervan?’ De jongen die hij aanwees aarzelde even. ‘Wat ik ervan denk? Ik denk voornamelijk aan de hoeveelheid woordjes die ik in deze tijd had kunnen leren.’

Ook buiten deze colleges wordt de hand van eerstejaarsstudenten stevig vastgehouden. Zo worden ze het hele jaar geterroriseerd met huiswerkcontroles, aanwezigheidsplicht bij de meest onbeduidende vakken en krijgen ze voortdurend tussentoetsen – van de lessen over het maken van een planning worden blijkbaar niet direct resultaten verwacht.

Er zullen ongetwijfeld een paar studenten tussen zitten die erg geholpen zijn met al deze maatregelen, maar horen die studenten op de universiteit thuis? Als een student niet in staat is tot het schrijven van een helder betoog zonder spelfouten, is de oplossing dan het invoeren van een oneindige reeks schrijftrainingen en herkansingen? Of toch een negatief studieadvies? En waar in de overgang van middelbare school naar universiteit is het begrip eigen verantwoordelijkheid gesneuveld?

Voorlopig zit er voor eerstejaarsstudenten weinig anders op dan de stroom van beledigingen aan hun intelligentie geduldig te ondergaan. Zitten, verstand op nul en wachten tot er weer een college over studievaardigheden voorbij is. Kun je daarna verder met de voorbereidingen voor je veterstrikdiploma. Als het je tenminste lukt om dat in je planning op te nemen.

Marit de Roij is student geschiedenis en Russische Studies