Wetenschap
Kookpot Kosovo kan weer barsten
Als 11-jarig meisje moest de Kosovaarse Arlinda Rrustemi vluchten voor Servische militairen. Nu promoveert ze op de politieke ontwikkelingen van haar land.
donderdag 29 september 2016
Britse militairen begroeten overlevenden in Pristina, in 1999. © Magnum/Hollandse Hoogte

Door Vincent Bongers ‘In het begin merkten we nog niet zoveel van de oorlog’, zegt jurist en politicoloog Arlinda Rrustemi (1988). ‘Ik woonde met mijn vader, broer en zus in een buitenwijk van Pristina, de hoofdstad van Kosovo. In maart 1999 ging het mis. We hoorden hevig geweervuur en lieten alles achter. Met de auto wisten we te ontkomen, maar de komende maanden waren we eigenlijk steeds op de vlucht. Ik kwam met mijn broer, zus en oma terecht in het centrum van Pristina, terwijl ik niet wist hoe het met mijn vader was. Toen greep de NAVO in.’

Rrustemi promoveert vandaag op een onderzoek naar staatsvorming in Kosovo. Dat land riep in 2008 haar onafhankelijkheid uit, maar wordt door Servië nog steeds als autonome provincie beschouwd. Meer dan negentig procent van de inwoners van Kosovo is van Albanese afkomst. In 1998 braken er gevechten uit tussen Servische troepen en het Kosovaars Bevrijdingsleger (UÇK). De Serviërs maakten zich schuldig aan etnische zuiveringen. Toen de internationale gemeenschap besloot Belgrado te bombarderen trok het Servische leger zich uit Kosovo terug.

‘Het is een vreemde ervaring om vallende bommen als iets prettigs te ervaren’, aldus Rrustemi. ‘We waren echt heel erg blij met de explosies, want nu kwam er hopelijk een einde aan alle ellende. We dachten niet aan het gevaar: we hadden de hoop al opgegeven. Maar misschien gingen we het dan tóch overleven. Vader heeft ons weer opgepikt en meegenomen naar het dorp waar hij zich schuilhield. Daar sliepen we in onze kleren. Er stond altijd iemand op wacht. Maar na een week verschenen er Servische paramilitairen, dus het was weer vluchten geblazen.

‘Toen we een berg opliepen, keek ik in het dal. De hele stad stond in brand. Mensen die niet op tijd waren weggekomen, zijn verbrand in hun eigen huis. In de bergen kwamen we in een Servische fuik terecht. De mannen werden van de vrouwen gescheiden. Ik heb het grotendeels verdrongen, maar ik herinner mij nog dat het water in een langsstromend beekje rood was van het bloed. Uiteindelijk liep alles goed af. Uiteindelijk heeft mijn vader zichzelf en mijn broer vrijgekocht.’

Het gezin vluchtte naar het buitenland. ‘We hebben de laatste bus gepakt die nog de grens naar Macedonië mocht passeren. Na twee weken in een vluchtelingenkamp was de oorlog voorbij en keerden we terug naar huis. Ons hele interieur lag aan diggelen. De meeste huisraad hebben we gerepareerd, maar mijn vader zit nog steeds in de antieke stoel met een kogelgat. Sindsdien gaat het allemaal een stuk soepeler. Mijn vader moedigde ons aan om in het buitenland te studeren. Toen kreeg ik een beurs om aan het University College Roosevelt in Middelburg te studeren.’

En nu wordt ze dus doctor. In haar proefschrift laat Rrustemi zien dat de Verenigde Naties en de Europese Unie fouten hebben gemaakt in de opbouw van Kosovo. ‘Natuurlijk waren de Albanese Kosovaren dankbaar voor de militaire interventie. Kosovo kwam onder bestuur te staan van de VN. Al snel volgde er desillusie. Het bestuur was te autoritair. De nieuwe staat werd van bovenaf opgelegd. De bevolking had veel te weinig invloed. Het proces werd ook niet voldoende aangestuurd door lokale bestuurders. Er kwam weerstand tegen de internationale gemeenschap. De frustratie liep op en in maart 2004 waren er zelfs rellen waarbij negentien doden vielen. Dat geweld was niet alleen het gevolg van etnische spanningen maar had dus ook te maken met de onvrede over de staatsvorming.’

Rrustemi beschrijft niet alleen bestuurlijke keuzes, maar interviewde ook een groot aantal Kosovaren om zo een completer beeld te krijgen van de gevolgen van bepaalde beslissingen. ‘Ik wilde laten zien hoe beleid in de praktijk uitwerkt en stemmen laten horen, die normaal buiten gehoorsafstand blijven.’

In 2008 riep Kosovo de onafhankelijkheid uit. ‘De VN steunt die officieel niet, want er zijn lidstaten die zich verzetten tegen die onafhankelijk. Dat geldt ook voor een vijftal leden van de EU: Cyprus, Roemenië, Slowakije, Griekenland en Spanje erkennen het land niet. Het Internationaal Gerechtshof in Den Haag heeft echter in 2010 vastgesteld dat de onafhankelijk van Kosovo niet in strijd is met internationaal recht. Dat geeft het land een steun in de rug.’

De internationale gemeenschap bemoeit zich nog steeds nadrukkelijk met de moeizame relatie tussen Kosovo en Servië.‘Maar daar wordt te weinig rekening gehouden met de lokale behoeften. In een kantoor in Brussel of New York kan iets een briljant oplossing voor een probleem lijken, maar in Pristina kan dat wel eens helemaal verkeerd vallen en juist leiden tot onrust.’

Maar ook in Kosovo zelf moet ook nog het nodige veranderen, vindt ze. ‘Een deel van de politieke elite heeft een crimineel verleden.’ In een nieuw Kosovo-tribunaal in Den Haag komen leden van het UÇK en andere guerrillabewegingen die verdacht worden van allerlei misdaden voor de rechter. ‘Ook Hashim Thaçi, de president van Kosovo en oud-leider van het UÇK, verschijnt mogelijk voor het tribunaal. Hij maakte onderdeel uit van een militaire organisatie. En dit soort figuren zijn niet geschikt om een nieuwe staat op te bouwen. Het is nu een corrupt en arm land, zonder onafhankelijke rechtsstaat.

Hoe slecht het land er aan toe is, blijkt wel uit de grote uitstroom. ‘Vooral jongeren emigreren. Toen de stroom vluchtelingen uit Syrië op gang kwam, was er een gerucht dat Duitsland ook Kosovaren een verblijfsvergunning zou verlenen. Duizenden gingen op pad, sommigen verkochten zelfs hun huis. Dat zegt genoeg. Maar een heel klein deel van de Kosovaren kon echter in Duitsland terecht.’

De toekomst van het land hangt vooral af van internationale ontwikkelingen. ‘Een onafhankelijk Kosovo kan alleen overleven als de betrekkingen met Servië normaliseren. Nu blokkeert Servië de ontwikkeling van het land.’ Servië en haar bondgenoten dwarsboomden bijvoorbeeld het lidmaatschap van Kosovo van de Unesco. En zolang Kosovo geen onderdeel van dit soort internationale organisaties is, dan staat ze zwak. En dat heeft uiteraard ook gevolgen voor het bestuur in het land zelf.’

Nog iets van zes procent van de bevolking in Kosovo is Servisch. ‘Die wonen verspreid over heel het land, maar in het noorden hebben ze een soort enclave. Dat gebied is niet veilig, zeker niet voor Albanese Kosovaren. Je kunt er worden aangevallen. Het is een wetteloos gebied, een “wild land”, zegt een van de geïnterviewden in mijn proefschrift “waar mensen alleen bezig zijn met overleven”.’

Het is een belangrijk deel van Kosovo, vanwege de aanwezige grondstoffen. ‘Er zijn daar grote mijnen waar al decennia over wordt geknokt. Dat dispuut duurt voort. De economie van Kosovo wordt hier ernstig door geschaad. Het gebied staat onder controle van door Servië betaalde paramilitairen die zichzelf “de brugwachters” noemen. De Serviërs in dit gebied hebben zelfs een niet erkend afscheidingsreferendum gehouden. Maar uiteraard willen zij het liefst dat heel Kosovo weer Servisch wordt.’

Het conflict smeult dus nog steeds. ‘Het is zelfs mogelijk dat er weer oorlog komt. Vooral omdat Rusland, de grote bondgenoot van Servië, zich steeds agressiever opstelt. En dan is daar ook nog Turkije. Turkse bedrijven hebben aan invloed gewonnen en Erdogan heeft veel scholen en moskeeën gefinancierd. Kosovo is als een kookpot waaronder het vuur steeds verder opgepord wordt. En die pot kan wel eens gaan barsten.’