Nieuws
Vereniging: uitlaatklep of studiehulp?
‘Kies wat bij je past’, was de conclusie van het jaarlijkse voorzittersdebat. Maar eigenlijk zijn de verschillen tussen de vijf grote gezelligheidsverenigingen helemaal niet zo groot.
woensdag 17 augustus 2016
© Emmie van Poelgeest

Lastig momentje voor Augustinus-voorzitter Matthijs van Meel: hij moet maandagavond tijdens het voorzittersdebat toegeven dat zijn vereniging meer leden heeft dan zijn pand aankan. Gelukkig mag zijn antwoord maar dertig seconden duren. Een aardig gedeelte van de toeschouwers heeft het voorzittersdebat in het Trianon Theater dan al verlaten.

Elke eerste dag van de El Cid-week komen de voorzitters van de vijf grootste gezelligheidsverenigingen (Minerva, Augustinus, SSR, Catena en Quintus) samen om een debat te voeren. Daar moet voor twijfelende eerstejaars duidelijk worden wat de belangrijkste overeenkomsten en verschillen tussen de vijf zijn. Er zijn inderdaad verschillen, maar eigenlijk zijn die niet zo heel groot.

Dat blijkt al meteen in de eerste ronde, waarin de voorzitters over drie stellingen debatteren. Naar aanleiding van de eerste stelling (‘Mijn vereniging zorgt ervoor dat leden zoveel mogelijk actief zijn’) ontstaat een discussie over de definitie van de term ‘diversiteit’. Elke vereniging beweert divers te zijn, maar bedoelt iets anders met dat woord. SSR-preses Marliese Vollebregt noemde alle kleuren van de dispuutsshirts/truien op om aan te tonen dat haar vereniging divers was. Volgens Minervaan Max Grapperhaus draait het meer om diversiteit van karakters.

Stelling nummer twee luidt: ‘Een vereniging moet een uitlaatklep zijn, geen verlengstuk van je studie’, en hier zijn de voorzitters eensgezinder dan ooit. Hun clubs heten niet voor niets gezelligheidsverenigingen, met nadruk op gezellig, maar ze bieden ook mogelijkheden om je met je studie bezig te houden. De verschillen zitten dan vooral in de manier waarop deze mogelijkheden worden geboden. Stelling nummer drie (over verplichtingen die verenigingen hun leden opleggen) laat een grotere breuk zien. Waar Catena en SSR behalve de contributie weinig verplichtingen kennen, vinden Augustinus, Quintus en Minerva dat verplichtingen een duwtje in de rug zijn om leden actief te krijgen.

Na een laatste pitch van elke voorzitter, sluit de debatleider, wethouder Robert Strijk, af met woorden die het debat en de hele El Cid-week samenvatten: het maakt niet uit wat je kiest, er is geen beste of slechtste vereniging, kies wat bij je past.

Hessel Hoekstra