Columns & opinie
Column: In the ghetto
woensdag 15 juni 2016

Met de zomer op komst springt het verschil tussen het elitaire Yale en het straatarme New Haven in het oog. Meer nog dan in Leiden verdwijnen studenten hier namelijk als sneeuw voor de zon. Sommige Yalies gaan naar hun familie, of op vakantie, maar als ik de statusupdates van mijn nieuwe Facebookvrienden mag geloven, lopen de meesten stage bij een denktank in Washington, of een zakenbank in New York. Leuk natuurlijk, maar voor die paar postdocs valt er plotseling tamelijk weinig te doen. De kroegen zijn leeg en de restaurants sluiten hun deuren vroeg, of gaan überhaupt niet open.

Dus wat doe je als de Yale bubble is leeggelopen? Dan zit er nog maar een ding op. Je zoekt de plekken waar het nog leeft. Waar de mensen geen vakantie hebben. En geen pensioen. Je duikt kortom in the ghetto. Op acht minuten lopen van mijn huis bijvoorbeeld, bevindt zich club Vandome. Het is goedkoop, het decor is bling bling als in een hiphopclip, en het is fantastisch.

Vandome is, net als de rest van New Haven, netjes verdeeld. De ene zaal staat vol latino’s die salsa dansen, en later op de avond reggaeton. Leuk, voor even. Op naar de tweede zaal, waar ze hiphop draaien en iedereen Afro-Amerikaan is. Daar beginnen bezoekers te breakdancen en staan de voluptueuze dames op de tafels met hun booty te schudden. En er wordt gegrind, wat neerkomt op droogneuken, en er wordt stevig gedaggerd. (Mocht je niet op de hoogte zijn van het fenomeen daggeren: google maar! Laten we het erop houden dat toen de van oorsprong Jamaicaanse dans populair werd, er plots een grote toename van gebroken penissen op de eerste hulp was).

Tussen die twee zalen staat politie, net als bij de ingang, op het parkeerterrein én de nabijgelegen straathoek. Toen ik aan ze vroeg waarom er in godsnaam bewapende politieagenten op de dansvloer staan, keken ze me meewarig aan en zeiden: ‘Look around you, why do you think we’re here.’ Ik bedacht me dat ik beter bier kon drinken dan doorvragen.

In Amerika is de politie niet per se je beste vriend. Een paar jaar geleden viel een SWAT-team een nabijgelegen club binnen en ging met het publiek op de vuist. Reden van de inval? Ze kwamen compleet willekeurig ID-kaarten controleren.

Maar goed, club Vandome dus. Het mooiste moet toch wel zijn hoe de mannen zich kleden. Strak in pak, met hoed en stropdas en glimmende schoenen, allemaal fel wit. Of juist een blauw pak. En dreadlocks. Cornrows. Massieve kettingen. Tatoeages, en niet altijd van het soort dat je voor duizend euro door een professional laat zetten.

Het commentaar van mijn vrienden varieerde van ‘Oh my god, everyone looks so dangerous here… I’m going to avoid eye contact’ (een Koreaans meisje) tot ‘Het is net een poppenkast’ (een nuchtere Hollander).

We waren de enige blanken in de club, en behalve wat afkeurende blikken werden we compleet genegeerd. Niet dat ik mij er heel erg aan stoorde, maar het bevestigde wat je vaker hoort: racisme in Amerika gaat beide kanten op.

Bij de ingang van de stripclub naast Vandome sprak ik even met een van de breakdancers. Hij was helemaal in het wit gekleed, met dikke gouden kettingen om en een gouden Apple Watch (vanaf $ 12.000). Hij noemde zichzelf Prince en beweerde uit ‘Madagaskar, West-Afrika’ te komen. (For the record: Madagaskar ligt in het Zuid-Oosten).

‘Anyway man, gotta go. I can’t just hook up with anyone.’ En daarmee draaide hij zich om en liep de stripclub in.

Benjamin Sprecher is net begonnen aan zijn postdoc in Yale. Op 28 juni promoveert hij bij het Centrum voor

Milieuwetenschappen