Achtergrond
Door die muur heen trappen
Floris Gerts (24) debuteerde dit jaar als profwielrenner bij BMC Racing Team, een van de sterkste ploegen in het peloton. Mare vroeg de geneeskundestudent gedurende het seizoen naar zijn hoogte- en dieptepunten.
Vincent Bongers
donderdag 9 juni 2016
© Foto’s: Sirotti

19 t/m 24 januari, Australië

‘Dit was mijn eerste wedstrijd als prof. Het is wennen als je overstapt van de amateurs. Het gaat allemaal net wat sneller. Je bent weer nieuw, en moet vechten voor je plekje. Tegenstanders proberen je weg te duwen als je in het peloton rijdt. Dan laat ik wel merken dat dat mooi niet gaat gebeuren en duw ik net zo hard terug. Die strijd hoort erbij.

‘Het was heel heet in Australië. Het enige wat je dan kunt doen is drinken, drinken en nog eens drinken. Ik was niet super in deze koers, had last van de jetlag. Maar ik heb onze kopmannen zoveel mogelijk geholpen. Dat ging goed.

‘Een week later reed ik de Cadel Evans Great Ocean Road Race, ook in Australië. Mijn benen waren veel beter. Ik zat in de voorste groep en sprintte mee voor een mooi resultaat. Plots ging er een renner van rechts naar links en hij raakte mijn wiel met zijn trapper. Rats, spaken kapot. Gelukkig viel ik niet. Ik stond ongeveer op de meet (finishlijn, red.) stil, mijn wiel stond helemaal krom. Helaas haalde ik dus geen goede klassering. Dat was balen.

‘Ik ben op mijn negentiende pas echt serieus gaan wielrennen. Dat is best laat. Ik ging toen ook geneeskunde studeren. Na een jaar ging ik op kamers en bij Minerva. Een vereniging die iets mysterieus heeft, dat vond ik interessant. Het was een stap in het duister.

‘Minerva heeft me geholpen om te komen waar ik nu ben. Je leert initiatief te nemen en niet aan de zijlijn af te wachten. Die attitude nam ik mee naar het fietsen.

‘Ik heb met mijn jaarclub “Moeilijk” supervette dingen gedaan en ben in een Minervahuis aan de Nieuwe Rijn gaan wonen. Ik trainde in het begin een beetje tussen de studie en de borrel in. Het is belangrijk om een biertje mee te doen, maar je kunt niet elke week tot vijf uur in de ochtend doorhalen.

‘Sommige vrienden vonden dat sterk, anderen zeiden: “Boeien: laat het lekker lopen en ga met ons wat drinken. Je hoeft niet voor de moeilijke weg te kiezen.” Maar juist omdat ik dingen miste, was ik extreem gemotiveerd om te excelleren in het koersen. Dat staat nu op nummer één. Ik ben vorig jaar uit het Minervahuis vertrokken en weer een tijdje bij mijn ouders gaan wonen. Maar ik wilde mijn studie sowieso halen. En dat is ook gelukt, de bachelor is binnen. Ik zou nu co-schappen moeten lopen, en dat gaat natuurlijk niet.’

OMLOOP HET NIEUWSBLAD

27 februari, België

‘De Omloop is de opening van het Vlaamse klassiekerseizoen. Vorig jaar won ik de wedstrijd voor beloften. Ik reed voor de opleidingsploeg van BMC en was die dag bizar sterk. Er werd door drie goede renners vol op mij gejaagd, maar ze konden mij niet terughalen. Die prestatie heeft er deels voor gezorgd dat ik kon doorstromen naar het profteam.

‘Ploegeigenaar Jim Ochowicz belde me tijdens de Tour of Britain: “Wil je prof worden?” Na dat telefoontje zat ik in een roes, pas de laatste twee maanden is dat wat bezonken. Ik kan er nu echt van genieten.

‘De combinatie van studie en sport heeft jaren voor stress gezorgd. Profrenner zijn voelt haast als…vakantie, al is dat niet het juiste woord. Het is wennen om soms een hele dag niets te hoeven doen.

‘Dit jaar ging De Omloop ook weer goed. Ik zat lekker in de wedstrijd. Maar plots was er een valpartij net voor me. Uitwijken was niet meer mogelijk. Met twee ploeggenoten smakte ik tegen de grond.

‘Bij het overeind krabbelen zag ik meteen dat mijn pink uit de kom was. Ik dacht: “Als ik niet meteen ingrijp, wordt het een heel pijnlijke middag. Door mijn studie weet ik: hoe langer je wacht, hoe erger het wordt. Dus ik heb de vinger in een reflex teruggezet en ben verder gefietst.’

GP LE SAMYN

2 maart, België 

‘Aan het begin ging het perfect. Er stond veel wind, maar ik zat gelukkig in de eerste waaier. Toen ik lek reed, kwam ik in het laatste wiel terecht. Voor me week een jongen plots uit: er lag een verkeersbord op de weg. Hij kon er nog net omheen, ik niet. Het is ook lastig sturen met een lekke voorband.

‘Ik klapte er vol overheen en kwam op mijn ribben terecht. En brak er twee, maar dat bleek later pas. Natuurlijk was het pijnlijk. Maar daar probeer je doorheen te rammen. Dan zie je na de finish wel hoe erg het is.

‘Ik stapte op mijn reservefiets en ging weer op weg. Maar mijn zadel zat niet helemaal goed vast. Toen dacht ik: laat maar zitten. In een koers met waaiers kom je dan niet meer terug. Dan moet je alleen tegen de wind opboksen. Je lijf leegtrekken voor een plaats in de achterhoede heeft geen zin. Je moet ook leren dat je niet altijd alles moet geven. Als je te hard blijft pushen, krijg je ongelukken.

‘In de koers probeer je zo min mogelijk aan de risico’s te denken, maar het is een levensgevaarlijke sport. Er zijn jongens die om die reden geen prof worden. Het overlijden van de Belgische renner Antoine Demoitié was heel heftig. Hij viel in Gent-Wevelgem en werd vervolgens overreden door een motorfiets. Ik kende hem niet persoonlijk maar ik heb wel tegen hem gereden. Een ploeggenoot was een heel goede vriend van hem.’

VOLTA LIMBURG CLASSIC

2 april, Nederland

‘Limburg is mijn wielerthuis. Ik ben er geboren en heb er vaak bij mijn grootouders gelogeerd. Het was me heel veel waard om het hier goed te doen. “Dit is een wedstrijd voor jou”, zei iedereen al een half jaar van tevoren. “Je gaat solo winnen.”

‘Een week voor de wedstrijd voelde ik me helemaal niet goed. Ik had net weer een pijnlijke klap op mijn ribben gekregen. Mijn lichaam kraakte aan alle kanten. Ik reed in dienst van onze Belgische kopman Philippe Gilbert. Er was een groepje weg en ik koerste op kop van het peloton om ze terug te halen. Maar het ging op een gedoseerde manier: ik hield energie over.

‘Wat later zaten we in de kopgroep. Ik kreeg een tikje op mijn kont van Gilbert. Ik wist niet wat hij bedoelde: maak tempo of val aan. Ik demarreerde niet vol, maar gaf rustig gas en keek om. Er zat niemand in mijn wiel. Ik had een gaatje van tien meter. Toen dacht ik: “Fuck it, ik ga volle bak door.” Dat was de beste tactiek, want in het groepje zat ook Sonny Colbrelli, een superrappe Italiaan. Het was moeilijk geweest om hem te kloppen.

‘Ik heb alles gegeven. Met mentale kracht kun je je lichaam verder pushen dan je denkt. Mijn opa stond aan de meet, die was geëmotioneerd. Achteraf denk je: “Ik heb een profkoers gewonnen.” Heel veel profs lukt dat niet.

‘Als je in Limburg wint, gaan de gedachten al snel naar de Amstel Gold Race – de enige Nederlandse klassieker. Die wedstrijd zou me goed moeten liggen. Op dat soort koersen met kort heuvelwerk ga ik me vooral richten, ook in Vlaanderen.’

PARIJS-ROUBAIX

10 april, Frankrijk

‘Parijs-Roubaix is een avontuur: de Hel van het Noorden. Je wordt compleet door elkaar geschud. Mijn handen zaten onder het bloed en blaren van het stuiteren over die kasseien. Sommige stroken zijn zo heftig, dat slaat gewoon nergens op.

‘Het is alsof je door een kuil rijdt, maar dan vijf minuten achter elkaar. En als je er dan eindelijk vanaf bent, komt meteen het volgende stuk. Super-arelaxed. Maar wat een prachtige koers.

‘Ik zat in de eerste ontsnapping van de dag en later in de eerste waaier. Daar is de ploeg heel blij mee. Ik had in de eerste uren dus al enorm veel energie gestopt.

‘Achter de kopgroep is het een slagveld. Het meeste zie je niet eens op tv. Op een gegeven moment gingen er kasseistrook na kasseistrook renners op hun plaat. In het begin van het Bos van Wallers, een van de beruchtste stroken, zag ik een renner van Orica GreenEdge die was gevallen. Het was een bloedbad. Waarschijnlijk had hij zijn neus gebroken. De mensen rond hem vreesden het ergste en waren in totale paniek.

‘Toen ik daar langsfietste, dacht ik: “Ik heb het wel een beetje gehad.” Toen ben ik wat rustiger gaan rijden. Als je vol adrenaline zit, zie je minder gevaar. Dan ga je ervoor, maar als die even weg is, dan koers je voorzichtiger. Dat was zo’n moment.

‘Maar ik wilde toch uitrijden. Dat lukt soms alleen door je niet meer te mengen in een deel van het peloton waar het wringen is. Ik had een heel zware dag, maar heb wel kunnen finishen.’

RONDE VAN LUXEMBURG

1 t/m 5 juni, Luxemburg

‘Het ging heel goed. Onze ploeg heeft twee etappes, de proloog en de puntentrui gewonnen. Het was wel jammer dat onze Luxemburgse kopman Jempy Drucker viel in de gele trui en uiteindelijk uit de ronde moest stappen. Maar ik heb veel werk kunnen verzetten.

‘Ter voorbereiding had ik trainingen van zes uur per dag in de Ardennen gedaan. Dat is echt hard afzien. De laatste anderhalf uur ben je dan helemaal leeg. Je kunt niet meer, maar zet toch door. Eerst ga je een week diep, de week daarop doe je het rustig aan. Dan kun je vervolgens in de wedstrijd door die muur heen trappen.

‘Het seizoen is nu al geslaagd. Ik hoop dit door te trekken naar de tweede helft. Ik heb nu meer rust in mijn hoofd en probeer me elke dag te verbeteren. Ik wil zeker ook de grote rondes rijden. De Giro lijkt me heel vet. Ik ben redelijk taai en heb doorzettingsvermogen, dat past bij een wedstrijd van drie weken.

‘Ik ben heel blij met de prestaties van Steven Kruiswijk in de Giro. En dat Wout Poels Luik-Bastenaken-Luik wint, is te gek. Het zegt ook wat over het wielrennen van nu. Het is gezonder geworden, denk ik. Het ziet er menselijker uit. Ik denk dat er minder sprake is van doping.

‘Als ik stop met koersen ga ik mijn gewoon weer verder met mijn studie. Ik woon met een clubgenoot weer in Leiden. Ik heb mijn oude leventje terug opgepakt. Dat is echt belangrijk. Je wordt er niet echt vrolijk van als je alleen maar gefocust bent op het fietsen. Het is beter om ook een biertje doen met vrienden. Daar word ik gelukkig van.’

‘Zondag sta ik aan de start in Rund um Köln, daar kijk ik wel naar uit. Het is zwaar met de nodige heuvels. Waarschijnlijk blijft er een select groepje over dat sprint voor de overwinning. Daar hoop ik bij te zijn.’