Columns & opinie
Column: De perfecte golf
woensdag 8 juni 2016

Technostress. Afgelopen week kwam ik het woord tegen in een aantal nieuwsberichten (‘We bezwijken aan technostress’ en ‘Heb jij last van technostress?’). Ik dacht in eerste instantie dat het ging om de mogelijke cortisol-verhogende werking van het bijwonen van een technofeest, maar technostress blijkt te verwijzen naar de negatieve psychische en lichamelijke gevolgen van de opkomst van nieuwe technologieën die er, bijvoorbeeld, voor zorgen dat we altijd bereikbaar zijn.

Een kleine zoektocht leerde me dat technostress helemaal niet zo nieuw is. De eerste keer dat het woord werd gebruikt, voor zover ik heb kunnen achterhalen, was in 1984. Het is nu moeilijk voor te stellen welke tech er toen was om gestrest van te raken (IBM had net de eerste pc op de markt gebracht en een handjevol mensen was aangesloten op internet), maar het woord bestond niettemin.

Vorige week was technostress weer in het nieuws omdat nu ook de Nederlandse werkgeversvereniging AWVN de gevaren van technostress erkent. De mogelijkheid – verplichting – om thuis door te werken, om constant op de hoogte gehouden te worden van de dagelijkse beslommeringen van vage kennissen en verre vrienden, of om wanneer het maar kan je mail te lezen, gaat ons blijkbaar niet in de koude kleren zitten.

Verschillende bedrijven hebben inmiddels maatregelen genomen om de constante bereikbaarheid van hun werknemers tegen te gaan in de hoop de stresshormonen te temperen. Bij BMW in Duitsland is een ‘recht op onbereikbaarheid’ ingesteld en op andere plekken mag buiten werktijd niet meer worden gemaild. In Nederland is een bedrijf waar om zes uur ’s avonds de bureau’s automatisch omhoog worden getakeld zodat er niet meer verder kan worden gewerkt.

Allemaal symptoombestrijding natuurlijk. De interessante vraag is: waarom zijn die maatregelen nodig? Waarom zijn we niet in staat om zelf te beslissen om even niet bereikbaar te zijn? Hoe komt het dat we instinctief reageren op elk trillinkje en geluidje dat onze telefoon produceert?

Een antwoord komt van Tony Crabbe in zijn boek Busy: How to thrive in a world of too much (aanrader!). Hij stelt dat we van oudsher elke mogelijkheid aangrijpen om onze productiviteit op te schroeven. In het industriële tijdperk hadden we daar baat bij. Nog steeds doen we er alles aan om onze productiviteit te verhogen: als de mogelijkheid er is om meer te mailen, gaan we meer mailen. Als we elkaar vaker berichtjes kunnen sturen, gaan we elkaar vaker berichtjes sturen. Zo blijven we elkaar opzadelen met meer werk. En in de toekomst zal informatieoverdaad niet minder worden.

Het omhoog takelen van bureau’s of een mailbox met beperkte openingstijden zal dus beperkt succes hebben. Aan het eind van de dag gaan we vrolijk verder met het produceren en consumeren van die eindeloze stroom aan berichtjes, mails, tweets, filmpjes en plaatjes en rijzen de tech-geïnduceerde stresshormonen alsnog de pan uit.

Wat zou wel helpen? In zijn boek maakt Crabbe een treffende vergelijking: zoals een surfer onmogelijk alle golven kan berijden, maar de beste moet zien te pakken, zouden we in het dagelijks leven verreweg de meeste prikkels en kansen langs moeten laten glijden om ons met volle aandacht en toewijding te kunnen richten op die ene perfecte golf die langskomt.

Maar goed, dat is makkelijker gezegd dan gedaan natuurlijk. Eerst maar even mijn mail checken.

Laura Kervezee promoveert bij het Leids Universitair Medisch Centrum