Columns & opinie
't Clubje: 'Vallen hoort erbij'
Petra Meijer
woensdag 25 mei 2016
© Taco van der Eb

Martijn Kortleve (27, molecular science & technology): ‘Wielrennen wordt steeds populairder. Natuurlijk ook omdat de Tour en de Giro door Nederland kwamen. Vooral onder vrouwen is het in opkomst. We denken dat veel studenten een racefiets hebben, maar in Leiden was er nog geen studenten wielervereniging. Zo kwamen we op het idee om Cyclops op te richten: voor studenten van verschillende verenigingen die samen willen fietsen.’

Veerle de Brouwer (21, kunstgeschiedenis): ‘Wielrennen wordt steeds populairder, maar met het imago van wielrenners zit het nog niet zo goed.’

Aldert Prast (25, fiscaal recht): ‘Ik ben wel eens onterecht uitgescholden.’

Rafael Martig (23, biologie): ‘Sommige groepen wielrenners denken dat ze de weg ownen. Dat is niet alleen vervelend voor andere verkeersdeelnemers. Ik denk dat andere wielrenners daar ook wel eens last van hebben.’

De Brouwer: ‘Ik probeer echt mijn best te doen om aardig over te komen. “Pardon, mag ik er even langs. Fijne dag nog.” Aan de andere kant: ik heb wel een keer een kind aangereden.’

Merel Streng (20, international studies): ‘Maar daar kon jij helemaal niets aan doen. Dat kind reed op de andere helft van de weg.’

Dexter Wessel (23, biologie en lerarenopleiding): ‘Met ongelukken zijn we niet bekend, maar iedereen is wel eens gevallen. Dat hoort erbij.’

De Brouwer: ‘Vooral in het begin, als je nog moet wennen aan de schoenen die je in en uit je pedalen moet klikken. Ik vond dat behoorlijk eng. Vooral als het druk was bij het stoplicht. Maar je went er snel aan. Ook je conditie wordt snel beter. In het begin ging ik hooguit een uur fietsen.’

Streng: ‘Dat is geen probleem. Beginners zijn ook welkom. Je hoeft echt nog geen tientallen kilometers te kunnen fietsen.’

Kortleve: ‘We zitten nu nog in de beginfase. Een deel van de groep kent elkaar van studentenorkest Collegium Musicum. Het blijkt best lastig om trainingen te plannen. Als de één kan, kan de ander weer niet. En omdat de groep nog klein is, ben je toch afhankelijk van een harde kern. Als we meer studenten bij elkaar krijgen, wordt het makkelijker om trainingen te organiseren.’

Rafael Martig (23, biologie): ‘Het zou leuk zijn om met een groepje studenten van Cyclops deel te nemen aan het Nederlands Studenten Kampioenschap.’

Kortleve: ’Het niveau is hoog en je moet echt zorgen dat je in het peloton blijft.’

Martig: ’In de toekomst is er van alles mogelijk: een eigen tenue, vakanties organiseren… maar in eerste instantie willen we gewoon samen trainen. De beginners doen bijvoorbeeld veertig en de gevorderden zestig kilometer. ’

De Brouwer: ‘In onze vrije tijd rijden we trouwens wel gewoon op studentenbarrels door de stad. Of we nu nog een flink eind gaan fietsen? Nee, we gaan frituren.’

Meefietsen? Zie www.cyclopsleiden.nl