Columns & opinie
Column: Met zoveel koop je een hoop
woensdag 13 april 2016

Ik woon nu bijna een maand in het stadje New Haven, Connecticut. Ik had graag iets geschreven als ‘het slaperige stadje’, of ‘het pittoreske stadje’, maar New Haven is niet slaperig, al helemaal niet pittoresk, en als je zou verwachten dat je een universiteitsstadje toch op z’n minst als bruisend moet kunnen kenmerken zou je er daarmee ook ver, ver naast zitten.

Nee, ik zal New Haven beschrijven aan de hand van het volgende voorval: zaterdagnacht werd voor de deur van mijn favoriete diner, een typisch Amerikaans café/restaurant met slechte koffie, vet eten en nog vettere personeelsleden, een man in zijn kruis geschoten, toen hij om half drie ‘s ochtends ruzie kreeg met iemand die later door de politie werd omschreven als ‘a black man wearing a hoodie’. En daarmee was de zaak afgedaan.

Het was, naast een aantal berovingen, de derde schietpartij sinds ik hier ben gaan wonen.

Dat roept twee vragen op. De meest prangende zullen we nooit beantwoord krijgen: had de aard van de ruzie ook echt iets met de ballen van het slachtoffer te maken, of was het mikpunt van het schot door de dader willekeurig gekozen?

De tweede vraag dan: waarom voel ik me ondanks deze criminaliteit toch redelijk veilig?

Ik woon weliswaar in New Haven, maar toch ook niet. Want midden in New Haven ligt de campus van Yale University, dat met 26 miljard dollar in de kas een van de rijkste instituten op aarde moet zijn. En voor zoveel geld koop je een hoop. Een sporthal in de vorm van een kathedraal bijvoorbeeld. Of een eigen Picasso, voor als je een keer college moet geven over Picasso. En natuurlijk een nighttime safe rides and walking escort service. Dat wil zeggen, ik bel een telefoonnummer, en na 20 minuten komt iemand van de 150 man sterke Yale Security Department mij in een busje escorteren naar mijn eindbestemming.

In het officiële voorbeeld staat hoopvol dat ze je van kantoor naar huis willen brengen, maar deze dienst wordt natuurlijk vooral gebruikt om van en naar de kroeg te gaan. De service loopt dan ook van zes uur s ‘avonds tot zes uur ‘s ochtends.

Voorts staan er ruim 500 zogeheten blue phones verspreid over de campus, waar je op een knop drukt en direct met de politie in contact komt. En dan heb ik het niet over de New Haven politie. Nee, die houdt zich, om het maar op z’n plat Leids te zeggen, alleen bezig met paupers.

Yale heeft haar eigen Yale Police Department.

Vlak nadat ik hier aankwam, kreeg ik uitleg over de plekken die ik moest vermijden. ‘Zie je die heuvel in het zuiden?’ vroeg de vriendelijke politieman. ‘Dat is Latino-bendegebied. Daar moet je absoluut niet komen. En weet je die gefrituurde kip-zaak achter de sporthal? Een straat verderop begint een ander bendeterritorium. Daar mag je absoluut niet komen. En die betonnen gebouwen vlak bij de straat waar je woont? Dat is the jungle. Laatst is daar een Connecticut state trooper beroofd van zijn dienstwapen. Absoluut niet komen.’

‘Maar maak je geen zorgen’, vervolgde hij. ‘Wij zorgen voor de campus en die is redelijk veilig.’

Ter vergelijking: de New Haven-politie heeft 350 man voor de hele stad, de Yale-politie heeft 90 man. Het gevolg is een bizarre tweedeling. Terwijl letterlijk drie straten buiten mijn kantoor het gang-territorium van The Bloods begint, houdt de Yale-politie zich vooral bezig met fietsen die niet op slot staan.

Wat vond de Yale politieman daar zelf van? ‘If your super­intendent tells you often enough not to care, then in the end you don’t care.’

Benjamin Sprecher is bijna gepromoveerd bij het Centrum voor Milieuwetenschappen, en vers begonnen aan zijn postdoc in Yale.