Achtergrond
Aliens: True story
Sterrenkundige Rob van Gent van de Universiteit Utrecht vertelt tijdens de Kaiser Lente Lezingen over antieke denkbeelden over buitenaards leven.
woensdag 13 april 2016
Houtsnede uit 1647 bij de Verae Historiae van Lucianus van Samosata.

Hoe antiek zijn die denkbeelden eigenlijk?

‘Het idee dat de hemel bewoond wordt, door goden of engelen, is al heel oud. Ideeën die wat meer aansluiten op onze moderne voorstellingen van hemellichamen en mogelijk ook levens, anders dan de mens, is pas de laatste eeuwen wat meer uitgewerkt. Een van de vroegste verhalen over buitenaards leven komt toch al uit de tweede eeuw na Christus. De Griekse schrijver Lucianus van Samosata schreef in zijn Verae Historiae een bizar verhaal waarin reizigers op de maan terechtkomen. Daar is een strijd gaande tussen bewoners van de maan en de zon. Sommigen hebben hondenkoppen, anderen lijken op paddenstoelen. Op internet kun je een Engelse vertaling vinden, getiteld A True Story.’

Wanneer begon het meer op onze voorstellingen te lijken?

‘In de zeventiende eeuw ging men veel meer begrijpen over planeten en sterren. Tot dan waren dat slechts lichtjes aan de hemel. Christiaan Huygens was misschien wel de belangrijkste, maar niet de eerste, die erover schreef. Met zijn zelfgemaakte kijkers ontdekte hij veel nieuwe dingen. In een vrij technisch boek beschreef hij de ringen van Saturnus.

‘Aan het eind van zijn leven schreef hij nog een veel leuker boek: De Cosmotheoros. Daarin speculeert hij dat hemellichamen bewoond zouden kunnen zijn. Hij weet inmiddels de grootte van sommige planeten ten opzichte van de aarde, de enórme afstanden ertussen, dat er maantjes zijn, maar nog niets over oppervlaktedetails en atmosfeer. Hij gelooft dat er wezens kunnen bestaan, Dwaalstarrelingen, die mogelijk op de mens lijken, maar er misschien juist heel anders uitzien.

‘Net als veel wetenschappelijke teksten verscheen het eerst in het Latijn, maar er volgden veel vertalingen. De oorspronkelijke Nederlandse vertaling staat op mijn website. Je moet het zeventiende-eeuws wel even begrijpen, want een moderne vertaling is er niet, maar het is een heel leuk werk.’

Staan er ook plaatjes in?

‘In een zeventiende-eeuwse Nederlandse vertaling van de Verae Historiae staan wel illustraties van hoe Lucianus’ wezens in díe tijd werd voorgesteld. De Cosmotheoros is vooral geïllustreerd met figuren van planeten, geen buitenaardse wezens. In de negentiende eeuw en aan echt begin van de twintigste eeuw komt de vroege sciencefiction pas echt los. Dat gebeurt ook al snel in films. Tegenwoordig kun je het met animaties zo gek maken als je wil, maar toen waren filmmakers vaak wat beperkt. Er moest toch een mens in zo’n pak passen.’

Speculeren die oude bronnen ooit over buitenaardse bezoekjes aan de aarde?

‘Nee, pas in de jaren zestig schreef Erich von Däniken bibliotheken vol over aliens, die bijvoorbeeld de piramides gebouwd moeten hebben. Zulke ideeën ontstonden pas na 1947 (het Roswellincident, red.). Vanaf toen namen straaljagerpiloten vreemde lichten waar en had men het over vliegende schotels, die misschien wel bemand waren. Uit 1968 komt ook de film 2001: A Space Odyssey uit, rond de tijd van de eerste maanlanding dus. Daarin maken mensapen een grote stap in de evolutie, nadat ze een achtergelaten monoliet bestuderen. Aliens komen nooit in beeld, dat maakt het zo’n superieure film. Maar ufo-bezoekjes zijn een beetje een American thing.’ MVW

Kaiser Lente Lezingen: Rob van Gent, Oude Sterrewacht, za 16 april, 14.00