9.00 uur. ‘Ga niet naar Brussel.’ Het bericht op de Belgische radio is duidelijk. Omkeren en wegblijven van de plek des onheils, dat is het advies. Hoezo wegblijven? Ik ben geen ramptoerist, sta ook niet uit verveling te gluren vanachter een afzetlint. Het is het gen dat wordt geactiveerd. Daar waar je niet heen mag, wat niet voor jouw ogen is bedoeld, juist daar wil je heen, en dat wil je zien. De werkelijkheid heeft nu eenmaal voor een journalist een soms ziekelijke aantrekkingskracht.
Brussel is vaak ook mijn stad; ik kom er al jaren. Voor een Europese Top, het parlement of wat dan ook. In mijn opschrijfboekje staan tientallen hotels, soms met het kamernummer erbij: Metropole kamer 406, goeie kamer aan voorkant, klein balkon, balkondeur kan niet open.
Brussel vandaag. De Masterclass Europa die ik zou geven in het Résidence Palace, vlak tegenover station Schuman en vlakbij de metro Maelbeek gaat niet door. Zaventem, daar is de vertrekhal voor velen plots het eindstation. En onder de weg loopt de metro. Die niet meer rijdt vanwege het ergste dat kan gebeuren. In dit Brussel moet ik zijn.
11.00 uur. Via Laken rijd ik de stad in, langs het kasteel, een fraai optrekje van de koninklijke familie.
Voor en achter mij ambulances, politiewagens, sirenes, gewone auto’s met een zwaailicht op het dak. Zenuwachtigheid. Zie plots dat een deel van de weg is afgezet. Lint, rood-witte pilonnen en mannen in gele hesjes met daarop het woord crew.
Raar, dit is niet Zaventem, niet de Europese wijk. Is het hier ook al mis?
Ik vraag een van de ‘crew’-mannen wat er hier passeert.
‘Hier worden opnames gemaakt door Endemol’, krijg ik te horen.
‘Waarover?’
‘De serie Brussel wordt hier gedraaid.’
‘En wat is dat voor serie?’
‘Iets over aanslagen en zo, eh, niet echt iets voor vandaag, maar ja.’
Als ik het later opzoek, vind ik de scenarioschrijver van Brussel, Leon de Winter: ‘Ik wil een Nederlandse serie maken (…) over de botsing van machtigen tegen een decor van een stad die zindert van spanningen.’
Ik rij langs het World Trade Center. Afzettingen, zwaar bewapende militairen patrouilleren over straat. Waar je kijkt, kruisen politiewagens de wegen. Ze gaan ergens naartoe en komen ergens vandaan. Maar het lijkt eerder dat ze maar wat door de stad crossen om de indruk te wekken de situatie volledig onder controle te hebben.
Zie een schoolklas lopen, kinderen van een jaar of negen, netjes in de rij achter elkaar met de meester voorop. Naar school gaan ze zeker niet, maar of ze naar huis kunnen nu het gehele openbaar vervoer stil ligt, is de vraag. Waar je ook kijkt, turen mensen op hun smartphone.
Verbaas mij uiteindelijk toch: het lukt om het Europees parlement binnen te komen. Krijg overigens de indruk dat wie daar zit vooral probeert wég te komen. Het heeft iets raars, iedereen wil graag naar buiten en er is er één die moeite doet naar binnen te komen. De vergaderingen zijn gestaakt. 28 Nationaliteiten bellen met ‘thuis’. Overal hoor je dezelfde dialoog. ‘Nee, het is hier veilig. Probeer het wel, maar er gaat geen vliegtuig en geen trein.’
Op de kamer bij VVD-Europarlementariër Hans van Baalen neem ik nog eens de toestand van overal tot aan het Binnenhof door. Binnen in deze kamer is niets van buiten te merken.
14.00 uur. Vanuit een surrealistische stad, in een state of war, becommentarieer ik de politieke werkelijkheid vanuit een studio in het parlement voor Radio 1.
Sluit mij aan bij de woorden van senator en oud-militair Frank van Kappen: ‘Deze oorlog kunnen we niet winnen, maar we mogen ‘m niet verliezen.’
Hoe voorkom je emotionele retoriek en nietszeggende analyses (‘Dit verandert Europa’)? Leiderschap, als het er al is, wat kan dat doen om angst, onvrede, en revanchegevoelens te kanaliseren? En wat betekent dat alles voor het politieke landschap? Zo probeer ik een analyse op de zender uit te werken.
15.45 uur. Na de uitzending loop ik naar de Wetstraat. Was er afgelopen vrijdag nog. Bracht iemand naar de metro, station Maelbeek. Nu is het daar afgezet.
Via Belliard, spitsuur en nu muisstil, loop ik naar Place Luxembourg. Ga op het verwarmde terras zitten en vraag mij af wat ik tot nu het ergste vond waar ik over berichtte en waar ik journalistiek bij betrokken was.
Pim Fortuyn? 6 mei 2002. Moest halsoverkop naar Hilversum. Bepalen wat er uitgezonden kon worden. Hoe lang laat je in beeld het bloed uit een stervende lopen?
Theo van Gogh, 4 november 2004. Stond op de Dam. De opstand werd gevreesd. Het werd een oorverdovend protest. Of was het toch Midden-Amerika? Dabei sein, erover berichten, over het lint stappen, de werkelijkheid van zo dichtbij mogelijk proberen aan te raken.
20.30 uur. Op Place Jourdan, vlak achter de Europese wijk, kom er graag, neem ik bij Maison Antoine een zak frites. Het is al donker.
‘Met mayonaise’, vraag ik. De laatste keer dat ik frites met mayonaise in een zak op straat heb staan opeten, moet tien jaar geleden zijn.
Nou ja, Angela Merkel stond hier ook laatst tijdens een schorsing bij de Europese top. Het haalde de wereldpers.
Ga binnen bij café L’Esperance. Het college, morgen in Leiden, hoe ga ik dat doen? Misschien moet het daar wel over gaan. Hoop. L’Esperance in Brussel en in Leiden.
Morgen, daar waar geen metro, Zaventem, Molenbeek of een Europese wijk is. Daar waar niks gebeurt; waar je rustig kunt zitten bij L’Esperance, op het hoekje van de Kaiserstraat en het Rapenburg.
Kees Boonman is politiek journalist en docent bij de opleiding Journalistiek en Nieuwe Media aan de Universiteit Leiden