Wetenschap
Leven voor kreeften
De Bibliotheca Carcinologica van de Leidse kreeftenkenner Lipke Holthuis is zo bijzonder, dat er een boek over de boekenverzameling is verschenen. ‘Hij schroomde niet om tienduizenden guldens te betalen voor een plaatje van een pissebed.’
donderdag 17 maart 2016

Toen taxonoom Lipke Bijdeley Holthuis (1921-2008) in het begin van zijn carrière in de Verenigde Staten verbleef, viel het zijn Amerikaanse collega’s op dat de Nederlander leek te leven op een dieet van brood met pindakaas. Dat klopte ook: zo hield hij namelijk meer geld over om bijzondere boeken te kopen.

Zijn hele leven lang besteedde Holthuis al zijn geld aan boeken. Hij verzamelde vrijwel uitsluitend boeken over de Crustacea, de biologische groep ‘kreeftachtigen’, waar behalve krabben, kreeften en garnalen ook pissebedden en zeepokken toe behoren: op veilingen, gekregen van collega’s, via antiquairs, die er een sport van maakten om nog een boekje te vinden dat niet in de verzameling zat. Er zitten uiterst zeldzame exemplaren bij, soms van honderden jaren oud. Biologische beschrijvingen, een postzegelverzameling, kookboeken en kunstwerken: als er een kreeftachtige in stond, wilde Holthuis het hebben.

Toen Naturalis nog het Rijksmuseum van Natuurlijke Historie was, zat het in de Raamsteeg. Holthuis was daar afgestudeerd in 1941.Tijdens de oorlog had hij er ondergedoken gezeten, overdag werkend, ‘s nachts verstopt tussen de dierkundeboeken. Toen hij hongeroedeem ontwikkelde, haalde zijn zus hem naar een andere onderduiklocatie, maar na de oorlog keerde hij snel terug om zijn proefschrift over Oost-Indonesische krabben af te ronden. Bij de verhuizing naar de huidige locatie achter het station, sloot de onderzoeker een deal met zijn werkgever. Als hij tot zijn dood een eigen werkkamer mocht houden, zou die complete boekenverzameling, naar het museum gaan.

Dat werken heeft hij nog twintig jaar gedaan, zodat hij in totaal op 67 werkzame jaren uitkwam. Hij kwam vroeg binnen, ging tegen zessen naar huis en deed ’s avonds nog redactiewerk. Zes dagen per week, tot twee weken voor zijn overlijden in 2008.

Toen erfde Naturalis de Bibliotheca Carcinologica van Holthuis: aquarellen van kreeften, oude prenten, gekocht omdat ergens in een hoekje een spinkrabbetje was afgebeeld, de correspondentie die Holthuis onderhield met andere onderzoekers, achthonderd dozen met wetenschappelijke artikelen en zo’n achtduizend boeken. Het waren er zoveel dat Naturalis een boekwetenschapper in dienst moest nemen om de Bibliotheca cultuurhistorisch te duiden en bibliografisch te ontsluiten.

Het kostte drie jaar, maar inmiddels is die boekwetenschapper, Alex Alsemgeest, klaar. Een van de resultaten van zijn werk is het boek In krabbengang door kreeftenboeken, dat vorige maand uitkwam. De opvolger van Holthuis, garnalenexpert Charles Fransen, deed samen met Alsemgeest de redactie.

Het is in de eerste plaats een mooi boek: groot formaat, harde kaft, met zowel wetenschappelijke als kunstzinnige afbeeldingen van kreeftachtigen erin. Steun van het naar Holthuis vernoemde fonds helpt om de prijs relatief laag te houden. Opmerkelijker is het dat het ook een goed boek is: maar al te vaak zijn dit soort specialistische gelegenheidsuitgaven slecht geschreven, gevuld met saaie anekdotes, haastig in elkaar geflanst omdat het boek er nou eenmaal moest komen maar iedereen die bijdroeg eigenlijk iets beters te doen had.

Dat dit nu niet het geval is, komt deels door de indrukwekkende passie van Holthuis, en de dingen die daaruit voortvloeiden. Zo heeft hij meerdere ontmoetingen gehad met de Japanse keizer Hirohito, die behalve keizer ook fanatiek amateurbioloog was. Ook trof Holthuis ooit de naar hem vernoemde garnalensoort Lipkius holthuisi aan in een garnalencocktail: een grapje van de gastheer. Holthuis besefte dat het Rijksmuseum die soort nog niet in de verzameling had, dus vorderde hij snel een paar – helaas al gekookte – exemplaren bij de kok.

De collectie zelf is ook geweldig. ‘Holthuis schroomde niet om tienduizenden guldens te betalen voor een oud boekje waar een pissebed in stond afgebeeld’, schrijft Holthuis’ neefje, hoogleraar geologie Salomon Kroonenberg in het eerste hoofdstuk. Het ging de onderzoeker niet alleen om de woorden, hij zocht ook boeken met een verhaal, zoals het boekje over de kreeftachtigen in de omgeving van Nice uit 1816, door de auteur geschonken aan de beroemde anatoom Georges Cuvier, en via allerlei andere biologenhanden uiteindelijk in Leiden beland. En een boek over de natuurlijke historie van de Nederlandse kolonie in Brazilië uit 1648, één van slechts zes bekende exemplaren met kleurenafbeeldingen. Of een Latijns boekje uit de vroege renaissance, waarin beerkreeften en uit de fantasie ontsproten zeemonsters nog gebroederlijk bij elkaar staan.

De beroemde bioloog Linneaus, grondlegger van de moderne taxonomie, ontbreekt uiteraard niet, evenmin als Charles Darwin. Die laatste schreef meerdere boeken over kreeftachtigen. Om een goed begrip van diversiteit en soorten te ontwikkelen, richtte hij zich op zeepokken en de daaraan verwante eendenmosselen. ‘Ik heb een hekel aan zeepokken zoals geen mens ooit voor mij’, verklaarde Darwin, toen hij zijn boeken af had na tien jaar werk. Tien jaar slechts? Wat een opgever, vergeleken met Lipke Holthuis.

Alex Alsemgeest en Charles Fransen (red)

Naturalis Biodiversity Center.

216 blz. € 24,95