Achtergrond
Harde munten, zachte kennis
In Alles van waarde proberen de Leidse wetenschappers van een uitstervend instituut het hoofd te bieden aan bezuinigingen, targets en valorisatie. ‘Als iemand munten steelt, is hij een boef. Doet de universiteit dat, dan is het een kwaliteitsslag.’
donderdag 17 maart 2016

Door Petra Meijer Wijnand Struif leeft voor de numismatiek: de muntkunde. Als verstrooide professor werkt hij tussen de muizen, en schrijft hij papers voor een handjevol mensen. Dan wordt hij verliefd op Taziri, zijn enige masterstudente.

‘Wijnand is een echte graver. Leiden zat vol met dat soort types’, zegt schrijver Lodewijk van Oord over zijn hoofdpersonage. ‘Ze leefden bewust afgezonderd in hun kleine kantoortjes, tussen stapels papieren. Je wist niet wat ze nu eigenlijk deden en ze schrokken als je het vroeg.’

Als Struifs mediagenieke leermeester met emeritaat gaat, is het duidelijk: hij zal het instituut gaan leiden. Maar dan geeft universiteitsbestuurder Sjuul van Baarlo – ‘specialisme: saneren en afstoten’ – hem te kennen dat het instituut wordt opgeheven om een gat in de begroting te dichten. De Leidse muntencollectie wordt na digitalisering verkocht.

‘Tijdens mijn studententijd was er een bestuurder (collegevoorzitter Loek Vredevoogd, red.) die wat oude collecties wilde verkopen, om het geld te kunnen gebruiken voor onderzoek. In die tijd maakte ik mijn eerste aantekeningen voor het boek’, zegt Van Oord, die in Leiden oude geschiedenis studeerde. ‘Literair gezien was het echter interessanter om munten te nemen, in plaats van papieren. Ze vergroten het spanningsveld tussen de harde waarde van geld en de zachte waarde van kennis. In hoeverre kun je kennis kwantificeren? Wat is waardevol en hoe bepaal je dat? Mag je als universiteit taken afstoten, of steel je van de samenleving als je een instituut sluit? Als iemand de munten zou stelen, dan zou hij een boef zijn. Doet de universiteit dat, dan is het een kwaliteitsslag.’

Van Baarlo richtte zich tot de decaan. ‘Maar heb je enig idee hoe vaak zijn laatste artikel is gedownload?’ ‘Dat zou ik niet precies weten, nee.’ ‘Elf keer. In anderhalf jaar tijd is zijn laatste artikel door maar liefst elf mensen lezenswaardig bevonden.’

‘U vergist zich’, zei Wijnand. ‘Mijn laatste artikel verscheen pas drie maanden geleden in het Österreichischer Münchblätter.’ ‘Dat is Duits.’ ‘En mijn bijdrage in Cahiers des Antiquités werd vorig jaar uitgeroepen tot het beste artikel van het jaar. Het is inmiddels zes keer geciteerd.’

‘Die laatste twee tellen niet mee, dat zijn Duits- en Franstalige periodieken. Je weet dat ons beoordelingssysteem alleen de peer-reviewed artikelen in Engelstalige tijdschriften in ogenschouw neemt. Al het andere is vrije tijd.’

Als student volgde Van Oord zelf ooit colleges numanistiek. ‘We hadden les in het Museum van Oudheden. Er kwam een prof langs met zijn doosje munten. Numismaten bestaan nog, al zijn het er niet veel. Natuurlijk moeten er praktische zaken worden uitgevonden, zoals pinpassen en telefoons. Maar het zegt ook iets over de rijkdom van je samenleving als er ruimte is voor excentrieke niches, die niet worden vermarkt tot product’, aldus de auteur. ‘Om een beurs binnen te halen moet je tegenwoordig duidelijk maken waarom je voorstel relevant is voor de samenleving. Dat hadden we vijftien jaar geleden verschrikkelijk gevonden. In sommige vakgebieden is dat ook lastiger dan bij andere. Wat doen we met alle wetenschappers die niet mediageniek zijn? Niet elke wetenschapper hoeft bij De Wereld Draait Door te zitten.’

Hoewel de thema’s uit het boek actueel zijn, zijn ze volgens Van Oord niet nieuw. ‘Rendementsdenken is niet van de laatste jaren. Toen ik ruim vijftien jaar geleden studeerde, werden er ook instituten gesloten en opleidingen samengevoegd. De keuzeruimte voor studenten wordt steeds smaller. Ik deed geschiedenis, maar kon vakken volgen bij natuurkunde of rechten. Op dag één werd ons verteld dat we als historici geen werk zouden vinden. Toch kozen we ervoor. Dat was heel normaal.’

In Alles van waarde speelt Van Oord continu met de gevoelens van de lezer, en laat deze na de plot-twist in verwarring achter. Soms voelen we mee met Struif, die door de universiteit wordt verraden. Dan weer begrijpen we Van Baarlo, die de academie als een gezond bedrijf ziet. ‘Ik was er niet op uit om bestuurders slecht af te schilderen. Ik heb geprobeerd om hem integer neer te zetten.’ Maar dan wel als integere botterik:

‘Bij de KLM moesten er tweehonderd stewardessen uit. Die heb ik stuk voor stuk persoonlijk de zak gegeven.’ Hij lachte besmuikt, en zei toen toch maar wat er op zijn lippen lag: ‘Niet mijn eigen zak natuurlijk. Niet allemaal tenminste, haha.’

In het boek komt geen enkele collegezaal voor. ‘Wijnand loopt met zijn studente rondjes over het Rapenburg en draagt kennis over via het Socratisch gesprek. Tegenwoordig is er nauwelijks ruimte om een-op-een met docenten op hoog niveau van gedachten te wisselen. Kennisoverdracht vindt grotendeels plaats via massale hoorcolleges. Ook in Camino Real, tegenwoordig het Pakhuis, kwamen docenten en studenten na de colleges samen om onder het genot van een biertje te praten. Het echte leven speelt zich eerder af in de kroeg dan in het Lipsius.

‘Modernisering is niets anders dan voortschrijdende efficiency. Een goed gesprek is niet efficiënt. Ik heb in Nederland in het middelbaar onderwijs gewerkt, dat was ook totaal vermanaged. Ik werk nu op een internationale school in Italië. Daar kan ik als onderwijsmanager een klas van vijf leerlingen laten voortbestaan: heel charmant. Maar dit is geen aanklacht of frontale aanval op de universiteit. Ik heb er leren denken, en daar ben ik dankbaar voor.’

Lodewijk van Oord, Alles van waarde. Uitgeverij Cossee, 240 pgs. € 18,95