Columns & opinie
Jerry Hormone - Drei Feuerzeuge
Jerry Hormone
donderdag 17 maart 2016
© Michiel Walrave

We eten chinees en kijken Gute Zeiten, schlechte Zeiten.

‘Do you want to come with me tonight?’ vraagt ze me.

‘To the hospital, you mean?’

‘Ja.’

Het is ruim een uur met de Straßenbahn en dan een stuk met de bus. En ik heb nog een sixpack Warsteiner in de koelkast staan.

‘I have to study’, zeg ik.

‘You can study there too, you know. I want you to see my job.’

‘No, I think it’s best if I…’

‘Man, du interessierst dich auch nur für dich selbst.’

‘Oké, oké.’

Ze ruimt af. Trekt daarna in de slaapkamer haar werkkleding aan. Ruim zittende lichtblauwe scrubs. Crocks aan haar voeten.

‘We have to go in five minutes’, zegt ze.

Ik steek een sigaret op en trek nog snel een biertje open. Neem een slok en spoel het eendenvet van m’n kiezen. Duitse chinees is anders dan Nederlandse chinees. Vetter. En nog minder heet.

Ik stop Geschiedenis van de literatuur in Nederland 1885 – 1985 van Ton Anbeek in een plastictas.

In de tram kijkt ze zwijgend uit het raam naar het donker. Ik pak het boek. Lees over de Tachtigers. Kloos. ‘Ik ben een God in ’t diepst van mijn gedachten, / En zit in ’t binnenst van mijn ziel ten troon’. Wat een aanstelleritis.

Zij leest niet. Nooit. Ze draait veel nachtdiensten. Komt thuis, slaapt, eet avondeten voor ontbijt, kijkt ondertussen een soap en draait dan weer een nachtdienst.

Ook in de bus praat ze niet. Ik onderstreep met potlood wat regels in m’n boek. Maak een aantekening in de kantlijn. Dat is wat je doet als letterkundige. Denk ik.

We stappen uit bij het ziekenhuis (de halte is gelijk voor de deur) en lopen langs een geparkeerde ambulance naar binnen. Ze groet collega’s. Niemand kijkt raar op dat ik erbij ben. We nemen de lift naar de zesde verdieping.

Ze werkt op de afdeling waar ze de Wachkoma-patiënten bewaren. Mensen die wakker lijken, maar het niet zijn. Hun ogen kunnen openen, maar niet kunnen kijken. Wel geluiden, maar geen woorden kunnen maken.

Het is schemerdonker op de afdeling. Uit de kamers klinkt gesnurk, gerochel en monitorpiepjes.

Een dikke blonde vrouw in scrubs komt aanlopen.

‘Hé, du!’ groet ze mijn vriendin.

‘Ha, die Anna! Wie geht’s?’

‘Alles ruhig. Und ist das denn der Jerry?’

Ik schud haar uitgestoken hand, zeg: ‘Schön dich kennen zu lernen.’

Dan verdwijnt ze met een stapel witte lakens onder haar arm in een van de kamers.

‘You can study here’, zegt m’n vriendin. Ze wijst naar de receptie. Ik leg de plastic tas met Ton Anbeek erin op de balie. Wil gaan zitten.

‘Don’t you want to see my patients first?’, vraagt ze.

‘Niet echt.’

‘Nein?’

‘Nee, das sind doch keine Zootiere, oder?’

‘They don’t care. Die spüren sowieso gar nicht dass du da bist.’

‘Oké’, zeg ik dan maar en ik loop achter haar aan.

Ze doet een deur open. Knipt het licht aan.

Er liggen er vijf. Vier mannen en een vrouw. Ze dragen pyjama’s. Allemaal verschillende. Die zijn niet van het ziekenhuis, maar van thuis.

Ze haalt haar neus op.

‘Somebody shit himself.’

Ze trekt de deken van de enige vrouw af.

‘Nein, es ist nicht Frau Hanisch.’ Ze stopt haar weer in, trekt dan de deken van een vijftiger met een blauwe streepjespyjama af. ‘Boah, Herr Gierlichs! Was haben Sie denn gemacht?’

Ze begint aan de man zijn pyjamabroek te sjorren.

‘You want to see how I change his diaper?’ vraagt ze me.

Ik schud van nee, loop de gang op. Ze schatert.

Al jaren klaagt ze dat ze verpleegster zijn te zwaar en te smerig vindt. Dat ze bij me in Rotterdam wil komen wonen en dan in een bar wil gaan werken. Ondertussen geloof ik niet meer dat dat ooit nog zal gebeuren. En nu ik weer studeer, ben ik nog maar hooguit eens in de maand een week of weekend in Düsseldorf.

Ik ga aan de balie zitten. Sla m’n boek open. Onderstreep en krabbel. Na tien minuten komt ze de kamer uit.

‘So, fertig’, zegt ze. ‘Now let’s see Dennis.’

‘Dennis?’

‘Ja, come.’

Ik sla m’n boek dicht. Kom achter de balie vandaan.

Ze doet een deur open en het licht aan. Het is een kleine kamer met maar één bed. In het bed ligt een blonde jongen met een rubberen slang in zijn mond. Zijn ogen gesloten.

‘Das ist der Dennis. He is fourteen.’

‘En hoe komt hij zo?’

‘You know you get high when you sniff a Feuerzeug?’

‘Van aan een aansteker snuiven? Nee, dat wist ik niet.’

‘He did it with his friends. Drei Feuerzeuge hat er in seine Nase leer gezogen.’

‘En toen?’

‘He got a seizure and went in a coma. His mouth was so tight, you know, verkrampft gewesen, das Rettungssanitäter ihn seine Vorderzähne hatten brechen mussen, um ihn intubieren zu können.’

‘They what?’

‘They had to break out his front teeth to put the tube in.’ Ze trekt de deken op tot aan de kin van de jongen. Aait hem even over zijn blonde haren. Zegt dan: ‘Blödes Arschloch’, en loopt de kamer uit.

Ik kijk naar het jong. Z’n borstkast die langzaam omhoog en omlaag gaat. Opgeblazen wordt en weer leegloopt. Drie aanstekers en opeens zit er daar in ’t binnenst van je ziel helemaal niemand meer ten troon, blödes Arschlog.

Wat een aanstelleritis.

Ik draai me om, doe het licht uit, loop naar receptiebalie en sla Geschiedenis van de literatuur in Nederland weer open.

Jerry Hormone (pseudoniem van Jeroen Aalbers, 1982) was gitarist in punkrockband The Apers, werd per ongeluk schrijver van de kinderboekenreeks Borre en voltooide vervolgens als ‘rocker met pensioen’ de studie Nederlands in Leiden (zie ook: 'Ik was een overtuigd kinderhater'). In januari verscheen zijn literaire debuut, de verhalenbundel Het is maar bloed.