Nieuws
Minder dierproeven Leiden
Op papier zijn er in Nederland in 2014 veel meer dierproeven gedaan. In Leiden daalde het cijfer juist een beetje.
donderdag 10 maart 2016

In 2014 werden er in Nederland 621.027 dierproeven uitgevoerd, volgens de Nederlandse Voedings- en Warenautoriteit. Dat is bijna honderdduizend dieren meer dan het jaar ervoor, maar dat komt vooral door een andere manier van tellen. De jonkies van genetisch gemodificeerde dieren tellen nu ook mee als dierproef, en vroeger niet. Volgens deze tellingsmethode wordt ongeveer een kwart van alle dierproeven uitgevoerd op dieren met aangepast DNA.

Er zitten een paar addertjes onder het gras: om te beginnen tellen alleen proeven op gewervelde dieren en inktvissen als dierproef. Wormpjes, watervlooien, fruitvliegjes en nog-niet-uitgekomen vissen- of kippeneieren spelen in veel experimenten een rol, maar zitten niet in dat getal van 621.027. Ten tweede betekent dat cijfer niet dat er ook 621.027 dieren dood zijn gemaakt voor dierproeven: niet elke proef is dodelijk het kan zelfs zo zijn dat meerdere van die zeshonderdduizendnogwat proeven zijn uitgevoerd op hetzelfde beest. Omgekeerd hebben de proefdierafdelingen van universiteiten, ziekenhuizen en bedrijven ook dieren die uiteindelijk doodgaan zonder dat er een proef op wordt gedaan; het zogeheten fokoverschot. Dat waren er 420.547 in 2014.

De Universiteit Leiden gebruikte 3.210 dieren, waarvan meer dan 75 procent muis. Daarnaast ondergingen 650 vissen en 457 ratten een proef, en 149 vogels. Het Leids Universitair Medisch Centrum deed in 2014 bijna tien keer zoveel dierproeven: 30.321. Ook dat zijn vooral muizen en ratten, maar er werden ook 187 goudhamsters en drie cavia’s gebruikt. Voor allebei de instellingen is het aantal dierproeven lager, zelfs met de nieuwe telmethode. In 2013 deed de Universiteit Leiden 5.343 experimenten met dieren, en het LUMC 29.621.

BB