Wetenschap
Aangeleerd geilen
Kaarsjes, rode lingerie, blauwe ogen: wat we opwindend vinden is grotendeels aangeleerd, zegt psychologe Mirte Brom. ‘Die prins op het witte paard komt heus niet zomaar uit de lucht vallen.’
Petra Meijer
donderdag 10 maart 2016
© Illustraties Gil Elvgren

‘Mijn onderzoek vroeg nogal wat van de proefpersonen’, vertelt klinisch neuropsychologe Mirte Brom. ‘De vrouwen moesten een meetinstrumentje inbrengen dat de doorbloeding van de vagina meet, en aangesloten worden op een vibratortje. Mannen kregen een rekbandje rond de penis. Ik dacht even dat mijn onderzoek misschien rare mensen aan zou trekken, maar het waren juist hartstikke leuke normale mensen: van coassistent tot student. Ze wilden me allemaal helpen omdat ze dachten dat het lastig zou zijn om proefpersonen te vinden. Daardoor viel het juist heel erg mee. Ik ben ze echt dankbaar.’

Geef een hond een brokje en hij gaat kwijlen. Rinkel met een belletje voor je hem een brokje geeft, en hij gaat kwijlen. Na een aantal keer begint de hond al te kwijlen als hij een belletje hoort, ook als hij geen brokje krijgt: het conditioneringseffect van Pavlov. Voor haar promotieonderzoek deed klinisch neuropsychologe Mirte Brom zulk soort conditioneringsexperimenten: maar dan met seks.

‘In ons lab laten we bijvoorbeeld twee neutrale plaatjes zien van cartoonmannetjes, die net iets verschillen. Daar is echt helemaal niets opwindends aan’, zegt Brom. ‘Maar bij één van die cartoonmannetjes geven we de proefpersonen een genitale vibratie, door middel van een klein vibratortje. Na een tijdje zie je dat de proefpersonen opgewonden raken van het cartoonmannetje, ook als er geen vibratie meer volgt.’ Ze gooit meteen even alle romantische ruiten in. ‘Zo werkt het waarschijnlijk ook met kaarsjes, hoge hakken of rood ondergoed. We zijn die dingen opwindend gaan vinden, omdat ze seksueel beloond werden. En daarom kiest die vriendin ook stééds weer voor hetzelfde type. Die prins op het witte paard komt heus niet zomaar uit de lucht vallen. Die is waarschijnlijk gecreëerd dor je eigen eerdere ervaringen.’

Kennis van seksueel beloningsleren is handig bij de behandeling van mensen met seksuele stoornissen. ‘Zo’n twintig procent van de vrouwen ervaart gedurende een periode in het leven een verminderde zin in seks. Soms denken ze dat er iets mis met ze is, maar wij kunnen aantonen dat ze lichamelijk meestal gewoon in orde zijn. Als we ze pornofilmpjes laten zien blijkt dat ze lichamelijk wel opgewonden raken, maar ze geven aan zich niet opgewonden te vóélen. Die positieve associaties kun je proberen aan te leren.’

Vaak is de verminderde zin in seks het resultaat van negatieve ervaringen, zoals pijn bij het vrijen. ‘We bootsen na wat er mis gegaan kan zijn. Als we gezonde proefpersonen tijdens de conditioneringsfase een elektrisch schokje aan de pols geven terwijl we een seksueel opwindend plaatje tonen, zullen ze dat plaatje minder opwindend gaan vinden.’ Na verloop van tijd dooft die reactie wel uit. ‘Als je maar lang genoeg geen schokje toedient, verdwijnt de negatieve associatie.’ Dat lijkt goed nieuws voor vrouwen die pijn bij het vrijen hebben. ‘Als ze weer gaan vrijen zonder dingen te doen die pijn doen, zal de opwinding waarschijnlijk vanzelf terugkomen. We hebben het dan niet over vrouwen met grote trauma’s. Een positieve connectie met seks moet waarschijnlijk wel ooit gemaakt zijn.’

Geconditioneerd seksueel leren gaat ook wel eens ‘per ongeluk’ mis, waardoor bijzondere seksuele voorkeuren ontstaan. Brom: ‘Er zijn mensen die niet seksueel opgewonden kunnen raken zonder leer, ballonnen of pijn. Zo is er een casus bekend van een persoon die zijn eerste orgasme had gehad vlak na een kinderfeestje met ballonnen. Die had zichzelf daarna geconditioneerd en kon op een gegeven moment niet meer klaarkomen zonder het geluid van een knallende ballon. Een ander kreeg straf van zijn moeder en had vlak daarna zijn eerste orgasme gehad. Zo legde hij mogelijk de link tussen seksuele opwinding en pijn.’

‘Wat dat betreft verschillen we niet van andere dieren’, zegt Brom. ‘Seksueel naïeve mannetjesratten die voor het eerst paarden met vrouwtjesratten die waren voorzien van een amandelgeur, verkozen voortaan vrouwelijke ratten die naar amandel roken boven normale vrouwtjesratten. Bij een ander experiment werden ratten zo geconditioneerd dat ze enkel nog opgewonden werden van ratten met een jasje aan. Die onderzoekers hebben kunstmatig een fetisj bij ratten gecreëerd. ’

Waar vrouwen eerder last hebben van verminderde zin in seks, hebben sommige mannen last van het omgekeerde: hyperseksualiteit. ‘Zij hebben juist veel positieve associaties gemaakt en reageren daardoor sterk op allerlei prikkels. Op hun werk pakken ze bijvoorbeeld constant hun telefoon om pornofilmpjes te kijken. Hyperseksualiteit kan ten koste gaan van relaties, werk, geestelijke gezondheid en bij grensoverschrijdend gedrag kan het zelfs juridische gevolgen hebben.’ Volgens Brom is het gedrag vaak contextafhankelijk, en daarom is het belangrijk om hyperseksualiteit niet alleen in de behandelkamer aan te pakken. ‘Het is het beste om iemand te leren hoe hij zijn eigen telefoon of computer moet gebruiken zonder hierbij op zoek te gaan naar pornografisch materiaal, of bij veelvoudig prostitueebezoek juist het Red Light District te bezoeken om te oefenen met het beheersen van gedrag.’

Helaas lijken hyperseksualiteit en afwijkende seksuele voorkeuren moeilijk te behandelen. ‘Aangeleerde responsen doven uit, maar het affect kan lang blijven.’ De vrouwen die door vibraties het cartoonmannetje opwindend gingen vinden, raakten na 48 keer kijken naar de plaatjes zonder vibratie (het zogeheten extinctieleren) niet meer opgewonden. ‘Maar uiteindelijk beoordeelden ze het cartoonmannetje waarbij ooit vibratie was gegeven toch nog positiever dan het andere cartoonmannetje, al was het fysieke effect uitgedoofd.’

Er zijn stofjes die kunnen helpen bij het uitdoven van seksuele reacties, en die het extinctieleren minder contextafhankelijk kunnen maken. Een voorbeeld is de stof D-cycloserine (DCS). ‘We lieten vrouwen een plaatje van een mannenlichaam in een blauwe of gele onderbroek zien. Bij de gele onderbroek dienden we een vibratie toe, maar alleen als de ruimte geel verlicht was. Bij paarse verlichting gebeurde er niets. Vrouwen kregen dan geen vibratie meer als de foto met de gele onderbroek te zien was. Vervolgens gaven we de helft van de vrouwen DCS en de andere helft een placebo. Een dag later bleek dat het seksuele extinctiegeheugen van de vrouwen die DCS hadden genomen beter te werken, en speelde de context van de gele of paarse verlichting geen rol meer. Dat zou betekenen dat DCS mogelijk kan helpen voorkomen dat aangeleerde ongewenste seksuele responsen weer de kop op steken.’

Tot slot blijkt uit onderzoek van Brom dat proefpersonen zelf invloed kunnen uitoefenen op seksuele opwindingsresponsen door hun emoties te reguleren, maar dat dat minder goed gaat als ze gestrest zijn. ‘We hebben gezonde mannelijke proefpersonen in een fMRI-scanner gelegd. Krijgen ze een opwindend plaatje te zien, dan kunnen ze die opwinding versterken door bijvoorbeeld verder te fantaseren en de getoonde seksuele handelingen in gedachten op zichzelf te betrekken. Ze kunnen de impact van de afbeelding verkleinen door de seksuele foto afstandelijk te bekijken en te interpreteren. Als we een beetje gemeen doen tegen onze proefpersonen en ze een stressvolle taak geven, dan lijken ze minder goed in staat om de opwinding zelf te verminderen. Of ze moeten in elk geval alle zeilen bijzetten om de seksuele opwinding te onderdrukken.’