Achtergrond
Leukste tijd van je leven?
Studenten lijken steeds gevoeliger te zijn voor depressies, blijkt uit onderzoek. De studentenpsycholoog spreekt van ‘een verloren generatie’. Maar erover praten blijft taboe. ‘Als vrienden vragen hoe het gaat, verwachten ze “goed” als antwoord.’
Monica Preller
donderdag 18 februari 2016
© Joonas Ennala

‘Twintig jaar geleden hadden vooral veertigers te maken met een depressie’, vertelt Emile Dingjan, studentpsycholoog. ‘Maar de leeftijd is aan het zakken. Er is een groot aantal mensen met depressieve klachten in de leeftijd van 20 tot 28 jaar, en dat is zorgwekkend. Ik merk dat ook bij deze generatie studenten. Ik denk zelfs dat je kunt spreken van een verloren generatie. De druk van de prestatiemaatschappij speelt een rol, en de crisis ook. Sommige studenten komen nauwelijks aan werk, terwijl zij toch behoorlijk veel op hun cv hebben staan.’

Ook studentendecaan Marcel Melchers ziet veel studenten rondlopen met psychische problemen. ‘Er zijn hoge verwachtingen vanuit de maatschappij. Door sociale media lijkt het alsof iedereen een fantastisch leven heeft. Dan denk je dat het leven van anderen leuker is dan dat van jou. Er wordt ook vaak tegen studenten gezegd dat de studententijd de leukste tijd van je leven is, maar dat hoeft helemaal niet zo te zijn.’

Dat jongeren meer antidepressiva gebruiken, bleek vorige week in een uitzending van Zembla. Tussen 2007 en 2015 is het gebruik van anti-depressiva onder jongeren tot 21 met veertig procent toegenomen, aldus de Stichting Farmaceutische Kengetallen. Ook bleek in 2013 uit een enquête van de Landelijke Studentenvakbond dat de helft van de 1100 ondervraagden ervaringen heeft met psychische klachten.

‘Als je via een enquête meet, krijg je veel hogere schattingen dan wanneer de klachten door een klinicus worden beoordeeld’, nuanceert de Leidse hoogleraar psychologie Willem van der Does. ‘Maar depressie is zeker niet zeldzaam onder studenten. Je studententijd is ook een onzekere tijd, je wordt zelfstandig. Ik denk wel dat jongeren steeds meer prestatiedruk ervaren. De vraag is of je er iets aan moet doen, aangezien de meeste depressies onder jonge mensen kort duren.’

In België doen ze er wel iets aan, zegt professor Ronny Bruffaerts van de Katholieke Universiteit Leuven. ‘Een derde tot een kwart van de Belgische studenten heeft psychische problemen. Eén op de vijf loopt het risico op een depressie, tegenover dertien procent van de totale bevolking. Van eerstejaarsstudenten met zelfmoordgedachten loopt driekwart in het derde jaar hier nog mee rond. Er gaan jaren overheen voor mensen op zoek gaan naar behandeling. Ze denken dat het niet nodig is. Maar als een eerstejaars vijf jaar wacht, bestaat er een kans dat zij of hij een drop-out wordt.’

Om dat te voorkomen heeft de Leuvense universiteit een buddyprogramma opgericht waarbij eerstejaarsstudenten worden gekoppeld aan een ouderejaars: MindMates.

Bruffaerts, die de studentenpopulatie nauwgezet volgt: ‘Hoe meer de student zich verbonden voelt met de omgeving, hoe beter de buffer tegen depressie. Door het contact met ouderejaars leren de studenten eerder mensen kennen. Depressie leidt tot uitval omdat studenten blijven rondlopen met hun problemen. De conclusie van ons onderzoek is ook een soort opdracht aan universiteiten. De behandeling is al toegankelijk, maar ik zou graag willen dat ze het een tandje zouden bijstellen door hulp meer preventief aan te bieden.’

De Leuvense studente Tessa Ceusters (20) is een van de MindMates-buddy’s. ‘Psychische problemen zijn onder studenten taboe. Er wordt weinig over gepraat. Leuven is een echte studentenstad, er is altijd feest. Je móét het leuk hebben, je studententijd móét de beste tijd van je leven zijn. Als vrienden vragen hoe het gaat verwachten ze “goed” als antwoord. Als je dan psychische problemen hebt, kun je er niet echt bij een leeftijdgenoot mee terecht. Dan is het nodig dat je laagdrempelig bij iemand terechtkunt om te praten, gehoord te worden en om eens samen een activiteit te doen.’ 

Bruffaerts: ‘MindMates is voor iedereen toegankelijk, dus ook voor studenten zonder psychische klachten. Dat vermindert het stigma dat aan depressie kleeft. Mensen zoeken zo sneller hulp, denken we.’ ‘Je moet het ergens kunnen bespreken, maar het is moeilijk om erover te praten als je studeert’, zegt ook studentendecaan Melchers.

‘Veel studenten onderkennen de problemen niet’, vult psycholoog Dingjan aan. ‘Maar hoe langer je wacht met behandelen, hoe moeilijker het wordt.’ Daarom is het zaak ‘om zo drempelverlagend mogelijk te zijn’, aldus Melchers.

Wie door een depressie studievertraging oploopt, kan uitstel vragen voor opdrachten of tentamens. Het is zelfs mogelijk om een jaar extra studiefinanciering te krijgen. Maar dat gebeurt niet zomaar, waarschuwt de decaan. ‘Iemand moet een verwijzing hebben van een arts of psycholoog.’

En wat nu als iemand een jaar op een barkruk heeft doorgebracht? ‘Daar kijken we ook serieus naar. Ook die barkruk kan een vlucht zijn. Sommige mensen lijken een feestneus, maar zijn eigenlijk heel eenzaam.’

Drank komt het psychisch welzijn niet ten goede, zegt Bruffaerts. ‘Studenten van 18 tot 22 jaar gebruiken meer alcohol. Vanaf het 23e levensjaar gaat men over het algemeen minder drinken vanwege een baan of door intieme relaties. Maar dat betekent wel dat ze enkele jaren rondlopen met die problemen.’

Dingjan: ‘We maken ook een onderscheid tussen depressie die wordt veroorzaakt door cannabisgebruik en gevallen waarbij drugsgebruik geen rol speelt. Daar kom ik vrij snel achter door te vragen of de student eerder al last had van depressieve gevoelens. Dan blijkt bijvoorbeeld dat er sprake is van een ongunstige thuissituatie of de dood van een dierbare. Maar ook meer recente gebeurtenissen kunnen een rol spelen, zoals tentamens die niet naar wens zijn verlopen. Ambitieuze studenten zijn vaak meer vatbaar voor een depressie omdat ze hoge verwachtingen hebben van zichzelf of van hun studie. Je komt misschien verder, maar je wordt ook eerder teleurgesteld.’

Eenzaamheid lijkt een grote valkuil bij depressie. Een sociaal netwerk is dan ook onmisbaar, vindt Dingjan. ‘Anders blijf je hangen in negatieve, sombere emoties. Dan is het heel lastig om eruit te komen. Je aan je eigen haren uit het moeras trekken gaat voor een depressie echt niet op. Houd daarom je vitaliteit in het oog. Ga iets doen, neem een bijbaan of ga sporten. Anders sluipt de motivatie uit je lichaam en ben je na een week al moe van het optillen van een krant. Geef jezelf een dagstructuur. Vaak liggen depressieve studenten ’s morgens lang in hun bed, en gaan ze pas na middernacht slapen. Zet dus de wekker om acht uur en doe het wat rustiger aan, maar kom wel je bed uit.’

Zou het een goed idee zijn om een buddy-systeem als in Leuven in Leiden in te voeren?

‘We zetten dat vooral in voor studenten met autisme’, zegt Melchers. ‘Deels omdat het aanbod aan buddy’s beperkt is en deels omdat het aan financiën ontbreekt. Maar als we over genoeg mensen en geld zouden beschikken zou ik zoiets als decaan zeker zien zitten.’

.

Drie keer een depressie

.

Drie Leidse studenten wilden over hun depressie praten, maar alleen onder een gefingeerde naam. ‘Ga vooral hulp zoeken. Anders ben je echt de sjaak.’

.

Overdag is lijden, dus dan sliep ik

Paul (30): ‘Toen ik op mijn achttiende begon met studeren ging het eigenlijk al fout. Dingen lukten niet, en ik had het gevoel dat mijn leven uitzichtloos was. Ik heb jaren thuisgezeten. Overdag is lijden, dus dan sliep ik. ’s Nachts maakte ik mezelf zo moe mogelijk, zodat ik niet na hoefde te denken over mijn situatie. Ik zocht afleiding in gamen, dan kon ik even alles vergeten. Op mijn éénentwintigste ben ik toch in therapie gegaan. Ik kreeg medicijnen. Ik ervoer geen pieken meer, maar ook geen dalen. Als je je niet constant rot voelt, kun je weer dingen doen.
‘Op mijn vijfentwintigste ben ik weer begonnen aan mijn studie. Ik leerde ook om zelfstandig te worden en een ritme aan te brengen in mijn leven. Nu gaat het redelijk goed met me, ik ga naar college en ik heb een parttime baan. Maar het risico op een terugval blijft. Dat alles snel moet, legt extra druk op je, en werkt eerder averechts. Tegen de overheid zou ik willen zeggen: neem jonge mensen hun toekomst niet af door onnodige grenzen te stellen. Studenten die lijden aan een depressie moeten vooral hulp zoeken. Anders ben je echt de sjaak.’

Ik wens niemand het leven dat ik leid toe

Belle (22): ‘Psychische problemen zitten bij mij in de familie. Door fysieke gezondheidsproblemen ben ik van jongs af aan van ziekenhuis naar ziekenhuis gesleept. Omdat er altijd iets met me was, werd ik gepest. Thuis had ik constant ruzie met mijn zus, mijn moeder zat aan de antidepressiva, mijn vader is weggelopen toen ik anderhalf was. Op mijn dertiende ging ik mezelf beschadigen, op mijn veertiende deed ik mijn eerste zelfmoordpoging. Ik rookte niet omdat het stoer was, maar omdat ik wist dat je er dood aan gaat. Op school lunchte in mijn eentje op de wc, zodat niemand zag dat ik alleen was. Toen ik zeventien was kreeg ik fibromyalgie, reumatiek waarbij je spieren zich niet ontspannen. Artsen weigerden me Valium (werkt zowel kalmerend als spierontspannend, red) voor te schrijven. Ze vonden dat ik te jong was om zoveel problemen te hebben.
‘Depressie is een heel groot taboe, zeker in je studententijd. Je moet doorgaan, opdrachten inleveren en papers schrijven. Het zou de leukste tijd van je leven moeten zijn, maar dat is het niet. Depressie wordt gezien als zwakte, dat maakt het heel lastig om over te praten. Ik ben er pas in mijn tweede jaar achter gekomen dat er een studentenpsycholoog is. Docenten gaan je zien als een probleem omdat je deadlines mist. Iedereen gaat je trouwens zien als een probleem. Ik zou meer mentale begeleiding willen van de universiteit. Ik wens het leven dat ik leid niemand toe. Als mensen voor één dag mij zouden zijn, zouden ze me niet veroordelen. Gelukkig heb ik twee katten, zij zorgen ervoor dat ik moet blijven leven en iedere dag mijn bed uitkom. ’

Je mag niet de wereld de schuld geven

Samuel (22): ‘Het begon vier jaar geleden, op mijn achttiende, in de zomer voor ik naar de hogeschool zou gaan. Sinds mijn elfde lijd ik aan een angststoornis, maar daar kreeg ik toen steeds meer last van. Ook vond ik het moeilijk om me aan te passen aan mijn nieuwe omgeving. Later bleek dat ik autisme heb, maar dat wist ik toen nog niet. In hetzelfde jaar begon ik met drinken, op een gegeven moment drie flessen sterk per week. In die periode heb ik ook aan zelfbeschadiging gedaan. De effecten van de alcohol en de zelfbeschadiging versterkten elkaar: je voelt je kut omdat je het één doet en dus ga je het ander doen. Je denkt ook dat je niet beter verdient. Op een avond heb ik in een dronken bui mijn polsen doorgesneden. Ik werd wakker in het ziekenhuis. Daarna ben ik nog lang onderzocht, ik ging in behandeling bij een psychiater en kreeg medicijnen.
‘Op mijn twintigste ging ik na het vwo naar de universiteit. De begeleiding is er veel beter dan op de hogeschool. Ik heb ieder blok een gesprek met mijn studiebegeleider en voel me echt een persoon, geen nummer. Er zijn studentenpsychologen en -decanen, je kunt overal terecht. Nu word ik begeleid door Stumass, een organisatie opgericht voor studenten met een autismespectrumstoornis. Daar leer ik om dingen los te laten en vertrouwen te hebben in mensen. Ik wil blijven studeren. Je mag niet de wereld de schuld geven van je depressie. Je moet bezig blijven. Anders kom je er nooit uit.’