Wetenschap
Zwaartekrachtgolven - Dikke kids - Prikken, kids
Bart Braun
woensdag 17 februari 2016

Zwaartekrachtgolven

Sinds vorige week is het officieel: zwaartekrachtgolven bestaan echt, en ze geven ons een nieuwe manier om het universum te bestuderen. De Europese ruimtevaartorganisatie ESA wil al tijden op die manier kijken, en heeft dan ook plannen voor een zwaartekrachtgolven metend systeem van satellieten, eLISA. In een artikel dat is opgestuurd naar sterrenkundetijdschrift MRNAS rekent een groep astrofysici, waaronder Leidenaar Joop Schaye, uit wat je precies met zo’n ruimte-instrument zou kunnen meten.

Zo’n zwaartekrachtgolf ontstaat bijvoorbeeld als twee zwarte gaten samensmelten, dus je vermogen om die golven te meten hangt mede af van de vraag hoe vaak zoiets gebeurt. Als het heelal werkt zoals de meeste kosmologen denken - op feestjes kunt u voortaan nonchalant de term Lambda cold dark matter-kosmologie laten vallen - dan zouden eLISA-achtige apparaten twee keer per jaar zo’n fusie moeten zien, is de uitkomst. Ook zou zo’n apparaat helpen om meer inzicht te krijgen in de oorsprong van zogeheten supermassieve zwarte gaten, die meer dan honderdduizend keer zo zwaar zijn als een gewoon zwart gat.

Dikke kids

Vergeleken met de rest van Europa valt het nog mee, maar ook Nederlandse kinderen worden steeds dikker. Dikke kinderen worden vaak dikke volwassenen, en dikke volwassenen zijn gemiddeld ongelukkiger en vaker ziek. De Nederlandse overheden proberen daar wat aan te doen, met behulp van speciale programma’s. In het vakblad Nutrients beschrijft Paul Kocken van het Leids Universitair Medisch Centrum samen met zijn collega’s van TNO het effect van zo’n programma. Deze variant heet Extra Fit!, een leerprogramma voor basisscholen dat bewegen en goed eten moet promoten.

De onderzoekers vergeleken 23 Extra-Fit-scholen met 22 controlescholen, die niet zo’n programma kregen. Het goede nieuws: de kinderen die de lessen hadden gevolgd, hadden na afloop meer kennis over eten en bewegen. Het slechte nieuws: daar leken ze verder niet zo heel veel mee te doen. In hun voedingsdagboeken schreven ze dat ze minder snoepten en iets meer groente aten, maar ze gingen niet meer bewegen, en waren ook niet minder dik dan hun leeftijdsgenootjes op de andere scholen.

Als leek zou je dan concluderen dat zulke programma’s een druppel op de gloeiende plaat zijn, en dat de overheid naar zwaardere wapens moet grijpen als ze jeugdobesitas wil bestrijden. De TNO’ers adviseren echter om grondiger programma’s te maken, waarbij ook de ouders en de omgeving van de school betrokken worden.

Prikken, kids

Biostatisticus Jacco Wallinga van het Leids Universitair Medisch Centrum schreef mee aan een artikel in The Lancet Infectious Diseases, over de gevolgen van vaccinatie. Als je een prikje krijgt, ben je beschermd tegen kinkhoest en andere narigheid, en dat is voor jou persoonlijk een goede zaak.

Maar hoeveel maken die prikken uit in termen van de totale volksgezondheid? De huidige levensverwachting is uiteraard hoger dan vroeger, maar de kindersterfte daalde ook al voor de invoering van het rijksvaccinatieprogramma in 1953. Wallinga en co rekenden het uit, met behulp van historische data van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Je zou het wat vergeten in een tijd waarin bezorgde ouders vrezen dat vaccinaties autisme of ander ongerief veroorzaken, maar van ziektes als difterie, kinkhoest en de mazelen gingen kinderen vroeger gewoon keihard dood. Voordat daartegen geprikt werd, was vier procent van alle dode kinderen overleden aan kinkhoest, en anderhalf procent aan difterie, bijvoorbeeld. Alles bij elkaar hebben de vaccinaties zes- tot twaalfduizend doden voorkomen, schatten de onderzoekers.