Wetenschap
De sloot wordt niet schoner
De nieuwste generatie insecticiden richt veel meer ecologische schade aan dan verwacht. En ook al worden de regels strenger, Leidse milieuwetenschappers zien weinig verbetering. Door hun rapport spreekt de staatssecretaris nu spierballentaal.
woensdag 27 januari 2016

Je staat er niet altijd bij stil in de supermarkt, maar elk stuk eten dat je koopt is met bloed, zweet en tranen veroverd op een tegenwerkend universum. Boeren kampen met slecht weer, onkruid, marktfluctuaties en ziektes van hun planten of dieren. Nog erger zijn de insecten. Volgens de wereldvoedselorganisatie FAO verpesten insecten jaarlijks een vijfde van de wereldwijde oogstopbrengst (PDF), mede omdat een eenmaal aangevreten plant veel kwetsbaarder is voor ziektes. Samen met knaagdieren eten de insecten ook nog eens tien procent op van alles wat mensen wél weten te oogsten.

Geen wonder dus, dat boeren behalve op hun bloed, zweet en tranen ook vertrouwen op insectengif. De Sumeriërs gooiden 4500 jaar geleden al zwavelverbindingen in de strijd, en anno 2016 zet de wereldwijde landbouw een wijd arsenaal aan chemische hoogstandjes in tegen insecten. Zomaar stoppen is geen optie; vooralsnog heeft de biologische landbouw meer grond nodig om dezelfde oosten te produceren.

Aan doorgaan kleven echter ook stevige nadelen. Veel mensen kunnen slecht tegen die zwavelverbindingen. Het insecticide DDT heeft miljoenen mensenlevens gered en de makers terecht een Nobelprijs opgeleverd, maar het trok ook sporen van vernietiging in ecosystemen, omdat het zich opstapelde in de voedselketen.

De drug of choice van de huidige boeren is een groep middelen die neonicotinoïden heet. De bekendste is imidacloprid, volgens fabrikant Bayer het meest gebruikte insecticide ter wereld. Het zijn, zeker vergeleken met hun voorgangers door de eeuwen heen, geweldige producten. Je kan zaadjes weken in het gif, en dan vervolgens bevat de hele plant een beetje neonics. En dat is ook nog eens niet erg voor mensen, ijsberen en roofvogels, want de stoffen zijn veel giftiger voor insecten dan voor andere dieren.

Het klinkt te mooi om waar te zijn, en dat is het dus ook. Het grote probleem met de neonics is dat de insecticiden, nou ja, slecht zijn voor insecten. Bijen die neonic-bloemen bestuiven krijgen via het stuifmeel kleine beetjes binnen, en dat lijkt een rol te spelen bij de grote problemen die de wereldwijde bijenstand tegenwoordig heeft. Vorig jaar bracht de Europese wetenschapskoepel EASAC een rapport uit: steeds meer onderzoek laat zien dat niet alleen honingbijen, maar ook allerlei andere insecten te lijden hebben onder het gebruik van neonics. Vaak gaat het om subtiele effecten: minder nakomelingen, of meer mannelijke dan vrouwelijke larfjes, vergrote vatbaarheid voor parasieten, dat soort werk. En dat is uiteindelijk wél weer slecht voor de vogels, want die hebben vervolgens minder te eten.

Met het voortschrijden van het inzicht schrijdt ook de wetgeving voort. Boeren mogen minder neonics gebruiken, en het aantal toepassingen waarvoor ze het mogen gebruiken neemt af. ‘De normen schuiven steeds meer op’, vertelt ecotoxicologe Martina Vijver van het Centrum voor Milieuwetenschappen (CML). ‘In 2014 heeft het ministerie van Economische Zaken besloten dat imidacloprid niet meer in de glastuinbouw mag worden gebruikt, tenzij er waterzuivering gebruikt wordt die de emissie naar het oppervlaktewater tot nul reduceert.’

Als je zoiets roept, moet je vervolgens ook kijken of er minder in de sloot belandt. Die taak had het ministerie uitbesteed aan Vijver en haar collega’s, en die kwamen deze maand met hun rapport. ‘Wij hebben de meetgegevens van de concentratie imidacloprid op verschillende plekken en verschillende tijdstippen in het oppervlaktewater opgevraagd. Als er echt nul emissie is, zou je verwachten dat die concentraties lager zijn, vergeleken met de concentraties van het jaar ervoor. We zien echter helemaal geen trendbreuk.’ Ook in de bollenstreek en in de bomenkweekregio rond Boskoop zag het Leidse team normoverschrijdingen, al was daar de concentratie imidacloprid in het oppervlakte wel iets gedaald.

Vijver: ‘In het lab breekt na 21 dagen de helft van de imidacloprid af. Dat zou best langer kunnen zijn in het veld. Maar zelfs al is de halfwaardetijd daar een periode van maanden, dan nog zou je een daling moeten zien.’

Kan die stof daar kwaad? ‘Daar heeft de staatssecretaris niet naar gevraagd’, vertelt Vijver. CML-promovenda Oleksandra Ieromina heeft daar wel onderzoek naar gedaan. ‘We zien dat kikkers en vissen er niet zo gevoelig voor zijn, en ook watervlooien niet. Dat is interessant, want juist die laatste dieren gelden als standaard-organismen bij het bepalen van de waterkwaliteit. Maar muggenlarven zijn tienduizend keer zo gevoelig als watervlooien.’

De huidige staatssecretaris van Economische Zaken, Martijn van Dam, verklaarde naar aanleiding van de Leidse rapportage dat de telers nog tot maart hebben om de uitstoot terug te dringen. Anders komt hij met een Algemene Maatregel van Bestuur die het middel in de glastuinbouw vanaf 1 juli 2016 verbiedt. Daarmee zou hij zowel de Tweede Kamer als het College voor de Toelating voor Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden (CTGB) passeren. Het is nog maar de vraag of hij dat ook mag, maar naar Haagse maatstaven spreekt hij spierballentaal. Vanaf afgelopen augustus is er meer controle op de verkoop van imidacloprid. Het CTGB verwacht dat de effecten van die maatregel nog niet in de data van Vijver en Co te zien is, en wil wachten op meer data voor ze hardere maatregelen neemt.

Voor Vijver betekent het besluit van Van Dam dat ze nog meer watermonsters gaat onderzoeken, om te kijken of er nu wel iets verandert. Ze lijkt niet al te veel te verwachten. ‘Als de beperktere verkoop uitmaakt, zou ik in de data van november een trendbreuk verwachten, maar die is er niet. Logisch ook: de sector heeft aangegeven dat er nu maar één pilot-zuivering aanwezig is in het kassengebied. Die moeten er sowieso komen, omdat vanaf 2018 het water ook gezuiverd moet zijn van meststoffen en andere bestrijdingsmiddelen. Maar nu zijn ze er nog nauwelijks.’

Bart Braun