Columns & opinie
Column: De weg naar de eindstreep
woensdag 16 december 2015

De vorige editie van Mare opende met het artikel ‘Het leed dat promoveren heet’. Tijdens het lezen van dat artikel vroeg ik me af hoe ik het volhoud om die zogeheten lijdensweg al bijna vier jaar met plezier te bewandelen. Ik denk dat iedereen hiervoor zijn eigen manier vindt. Voor mij helpt het enorm om er, naast mijn onderzoek, een tweede obsessie op na te houden: triathlons.

De trainingen en (recreatieve) wedstrijden bieden een welkome afleiding van het dagelijkse gepeins over mijn proefschrift, maar het is meer dan een nutteloos tijdverdrijf. Een triathlon en een promotietraject zijn op veel aspecten vergelijkbaar, zodat ik de mentale vaardigheden die ik opdoe tijdens de een, kan gebruiken bij het uitvoeren (en hopelijk volbrengen) van de ander.

Een triathlon begint met zwemmen, vaak in ijskoud buitenwater. Net als het eerste jaar van een promotie, is dit het meest enge onderdeel. Je moet je hoofd boven water houden en je eigen weg zien te vinden te midden van het gewoel om je heen. En terwijl iedereen precies lijkt te weten in welke richting ze moeten zwemmen, heb je zelf de eerste boei nog niet eens in zicht, laat staan dat je durft te denken aan abstracte begrippen als ‘eindstreep’ of ‘proefschrift’. Gelukkig krijg je op een gegeven moment de slag te pakken, wordt je ademhaling rustiger, en voor je het weet voel je de vaste grond weer onder je voeten en kan je beginnen met het tweede onderdeel.

Het tweede en derde jaar (het fietsen) staan in het teken van stug doorploeteren. Soms blaast de wind in je rug en is je eerste artikel opeens gepubliceerd; soms waait de wind van voren en haalt iedereen je in. De weg is verlaten en eindeloos. Tegenslagen (lekke band, kapot apparaat in het lab) zul je ongetwijfeld tegenkomen; het is aan jou – en alleen aan jou, zal je snel ontdekken – hoe je daarmee omgaat.

Onvermijdelijk zal de gedachte zich opdringen ‘Waarom doe ik dit?’ En hoe hard je ook peinst, soms moet je jezelf een antwoord verschuldigd blijven. Hopelijk wordt die vertwijfeling regelmatig afgewisseld door een euforisch gevoel en het besef van het fantastische voorrecht om promotieonderzoek en/of triathlons te mogen doen.

Je omgeving zal zich ook afvragen waar je in hemelsnaam mee bezig bent. Waarom zou jij je vier jaar lang storten op een fenomeen waar zij zich nog nooit één seconde om bekommerd hebben? Waarom zou je om half zes opstaan om nog even een uurtje te kunnen zwemmen voor de werkdag weer begint? Wezenloze blikken staren mij aan als ik dat probeer uit te leggen.

Het vierde jaar is als hardlopen. De verleiding om te vroeg een eindsprint in te zetten is groot, met het risico dat je halverwege instort en amper meer vooruit komt. Mijn strategie voor de laatste fase van mijn promotie heb ik ontleend aan mijn triathlon-aanpak: een constant tempo blijven lopen, goed naar jezelf luisteren en niet te veel op anderen letten.

Mijn promotietraject is nu gevorderd tot driekwart van het hardlopen. Terwijl ik reikhalzend naar de finish uitkijk, wordt mijn omgeving steeds enthousiaster. Ze juichen, moedigen me aan (‘Nog een klein stukje maar!’) en zijn ervan overtuigd dat ik het wel ga redden (‘Wat zijn je plannen hierna?’). Hijgend en puffend probeer ik een glimlach op mijn gezicht te toveren, want iets zinnigs terug zeggen, dat gaat niet meer zo makkelijk. Is dit dan het moment voor de eindsprint? Ik laat me toch niet inhalen door de bezemwagen?

Laura Kervezee promoveert bij het Leids Universitair Medisch Centrum